Beroven van Fatima

Na de aanval van Abu Bakr en Omar op het huis van Fatima (a) en Imam Ali (a), ging Abu Bakr verder met zijn tirannie. Abu Bakr nam de gehele nalatenschap van de Profeet (s) in beslag en ontnam het erfrecht van Fatima (a) en andere erfgenamen van de Profeet (s).

De voorspelling van de Profeet (s).

De Profeet (s) had in zijn leven al voorspeld dat zijn metgezellen hebzuchtig zullen zijn naar rijkdom. Hieronder enkele overleveringen.

Al-Suyuti:

Van `Uqba bin `Amir, die zei: De Profeet (s) zei: “Ik ben jullie voorganger en ik ben een getuige over jullie, en jullie beloofde plaats is de vijver. Wallah, ik kijk op dit moment naar mijn vijver. De sleutels van de schatten van de aarde zijn aan mij geschonken. Wallah, ik vrees niet dat jullie polytheïsten worden na mij, maar ik vrees dat jullie zullen concurreren met elkaar over de wereld.”

Al-Albaani: “Sahih (authentiek). Het is overgeleverd door Ahmad, Al-Bukhari en Muslim.”

Bron: Sahih al-Jami` al-Saghir, Vol. 3, Blz. 482, # 2456

Al-Albaani:

Van Ibn Mas`oud, die zei dat hij geschenken gaf aan mensen. Vervolgens kwam er een man naar hem en Ibn Mas`oud gaf hem 1000 dirham. Vervolgens zei Ibn Mas`oud: Neem het aan, want ik heb de Profeet (s) horen zeggen: “Dinar en dirham (geld) hebben de vorige generaties vernietigd. Dat zal jullie ook vernietigen.”

Al-Albaani: “Overgeleverd door Al-Bazzar met een jayyid (prima) overleveringsketen.”

Bron: Sahih al-Targhib, Vol. 3, Blz. 270, # 3258

Abu Bakr berooft Fatima (a).

De Profeet (s) beschikte over twee gronden, genaamd Khaybar en Fadak. Fadak was een stuk grond wat de Profeet (s) tijdens zijn leven aan zijn dochter Fatima (a) geschonken had. Fadak was dus van haar. Verder waren er ook nog opbrengsten van Khaybar wat aan haar toebehoorde en andere bezittingen die zij zou erven van de Profeet (s). Eens kijken hoe Abu Bakr de eerste was die zijn hebzucht naar rijkdom toonde.

Al-Bukhari:

Van `Orwa, van Aisha, die zei: (Na de dood van de Profeet) vroeg Fatima (a) aan Abu Bakr om haar deel van de erfenis te krijgen van haar vader, van hetgeen wat Allah aan hem heeft geschonken in Medina, en Fadak, en wat er overgebleven was van de khums van Khaybar. Abu Bakr antwoordde: De Profeet (s) zei: “Wij worden niet geërfd. Wat wij achterlaten is sadaqa (aalmoezen). Maar de familie van Mohammad (s) mag gebruik maken van dit rijkdom.” Abu Bakr zei: “Wallah, ik zal niets veranderen van de sadaqa van de Profeet (s), zoals het was in de tijd van de Profeet (s). Ik zal ermee doen wat de Profeet (s) ermee deed.” Abu Bakr weigerde om iets ervan te geven aan Fatima (a), dus Fatima werd woedend op Abu Bakr vanwege dat. Zij negeerde hem en sprak niet meer tegen hem tot haar dood. Zij leefde nog 6 maanden na de Profeet (s). Toen zij stierf, heeft haar man Ali haar begraven in de avond, zonder Abu Bakr te informeren, en Ali verrichtte het begrafenisgebed zelf.

Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 1029 – 1030, # 4239

Van `Orwa, van Aisha, die zei: Fatima (a), de dochter van de Profeet (s), vroeg Abu Bakr na de dood van de Profeet (s) om het deel van haar erfenis aan haar te geven, van hetgeen wat de Profeet (s) heeft achtergelaten dat Allah aan hem (s) geschonken had. Abu Bakr zei: De Profeet (s) zei: “Wij worden niet geërfd. Wat wij achterlaten is sadaqa (aalmoezen).” Dus Fatima, de dochter van de Profeet (s), werd woedend. Zij negeerde Abu Bakr en zij bleef hem negeren tot haar dood.

Bron: Sahih Bukhari, Blz. 761, # 3092 

Al-Hakim:

Van `Orwa, van Aisha, die zei: Fatima, de dochter van de Profeet (s), werd in de avond begraven. Ze werd begraven door Ali en hij stelde Abu Bakr niet op de hoogte, totdat zij begraven was. Ali bin Abi Talib verrichtte het begrafenisgebed over haar.

Bron: Al-Mustadrak, Vol. 3, Blz. 178, # 4764

Al-Dhahabi:

Van Aisha, die zei: Fatima vroeg Abu Bakr, na de dood van de Profeet (s), om haar deel van de nalatenschap van de Profeet (s) aan haar te geven, dus zei Abu Bakr tegen haar: De Profeet (s) zei: “Wij worden niet geërfd, wat wij achterlaten is sadaqa.” Fatima werd vervolgens boos en negeerde Abu Bakr totdat ze stierf.

`Awwad Ma`rouf: “Dit is overgeleverd door Ahmad, Al-Bukhari, Muslim, Abu Dawud en Al-Nasa’i, en kijk ook in Musnad al-Jami`.”

Bron: Siyar al-Khulafa’ al-Rashidoun, Blz. 34

Abd al-Razzaq:

Van Hasan bin Mohammad, die hem verteld werd dat Fatima, de dochter van de Profeet (s), begraven werd in de avond. Hij zei: Ali hield haar verborgen van Abu Bakr om over haar te bidden. Er was iets aan de hand tussen hen.

Van Hasan bin Mohammad, zelfde overlevering, behalve dat hij nog zei: “Zij vroeg Ali om dat te doen.”

Bron: Al-Musannaf, Vol. 3, Blz. 521, # 6554 – 6555

Ibn Battal:

ودفن على بن أبى طالب زوجته فاطمة ليلا، فر بها من أبى بكر أن يصلى عليها، كان بينهما شىء، رواه ابن جريج عن عمرو بن دينار، أن حسن بن محمد أخبره بذلك، وقال: أوصته فاطمة بذلك

Ali bin Abi Talib begroef zijn vrouw Fatima in de avond. Hij hield haar verborgen van Abu Bakr om over haar te bidden. Er was iets aan de hand tussen hen. Dit is overgeleverd door Ibn Juraij, van `Amr bin Dinar, dat Hasan bin Mohammad hem dat vertelde. En hij zei nog: “Fatima vroeg hem om dat te doen.”

Bron: Sharh al-Bukhari

Je leest dus dat Abu Bakr niks van de nalatenschap van de Profeet (s) aan Fatima (a) gaf. Abu Bakr hield het allemaal voor zichzelf. Fatima (a) werd hierdoor boos tot het punt dat ze Ali (a) verzocht had om haar in het geheim te begraven, zodat Abu Bakr er niet bij zal zijn.

Je leest ook dat Abu Bakr een uitspraak aan de Profeet (s) toeschreef. Deze uitspraak gebruikte Abu Bakr als een argument tegen Fatima (a). Verderop in dit artikel zullen we kijken of de Profeet (s) deze uitspraak daadwerkelijk heeft gedaan of dat Abu Bakr gelogen heeft over de Profeet (s).

Omar is medeplichtig.

Waar Abu Bakr is, is Omar. En waar Omar is, is Abu Bakr. Net zoals bij de aanval op het huis van Fatima (a), waren Abu Bakr en Omar dit keer ook weer partners.

Al-Tirmidhi:

Van Abu Huraira, die zei: Fatima kwam naar Abu Bakr en Omar om te vragen om haar erfenis van de Profeet (s). Zij zeiden: Wij hebben de Profeet (s) horen zeggen: “Ik word niet geërfd.” Fatima zei: “Wallah, ik zal nooit meer tegen jullie praten!” Dus zij stierf zonder tegen hen te hebben gesproken.

Al-Albaani: “Sahih (authentiek).”

Al-Tirmidhi: De uitspraak: “ik zal nooit meer tegen jullie praten”, daarmee bedoelt zij: “Ik zal nooit meer met jullie praten over deze erfenis, want jullie hebben gelijk.” En deze overlevering: “ik word niet geërfd”, is op een andere manier overgeleverd van Abu Bakr, van de Profeet (s).

Bron: Sahih Sunan al-Tirmidhi, Vol. 2, Blz. 214, # 1609

Deze interpretatie hierboven van Al-Tirmidhi is tegenstrijdig. Haar woede toont juist aan dat Fatima (a) helemaal geen gelijk gaf aan Abu Bakr en Omar. Indien ze Abu Bakr gelijk gaf, waarom werd ze dan boos? We zullen met het artikel vervolgen waarin stap voor stap duidelijk zal worden gemaakt dat Abu Bakr Fatima (a) daadwerkelijk beroofd heeft.

Ook Al-`Abbas komt om zijn erfenis vragen.

Al-`Abbas was de oom van de Profeet (s). Hij was een andere erfgenaam. Ook hij kwam naar Abu Bakr om zijn recht te vragen, maar ook hij werd geweigerd door Abu Bakr.

Al-Bukhari:

Van `Orwa, van Aisha, die zei: Fatima (a) en Al-`Abbas gingen naar Abu Bakr om hun deel van de erfenis te eisen; het land van Fadak en hun deel van Khaybar. Abu Bakr zei tegen hen: Ik heb de Profeet (s) horen zeggen: “Wij worden niet geërfd. Wat wij achterlaten is sadaqa (aalmoezen). Maar de familie van Mohammad (s) mag gebruik maken van dit rijkdom.” Abu Bakr zei: “En wallah, ik houd er (meer) van om goed te doen voor de naasten van de Profeet (s) dan voor mijn eigen naasten.”

Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 989, # 4035

Ook de vrouwen van de Profeet (s) komen om hun erfenis vragen.

De Profeet (s) had meerdere vrouwen, waaronder Aisha. Aisha was de dochter van Abu Bakr. Eens kijken hoe Aisha haar vader Abu Bakr hielp in het kapen van de erfenis.

Al-Bukhari:

Van `Orwa, die zei: Toen de Profeet (s) stierf, wilden zijn vrouwen, Othman sturen naar Abu Bakr, om hem te vragen over hun erfenis. Dus Aisha zei: Heeft de Profeet (s) niet gezegd: “Wij worden niet geërfd. Wat wij achterlaten is sadaqa”?

Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 1668, #  6730

In de bovenstaande overlevering lees je dat de vrouwen van de Profeet (s), Othman wilden sturen naar Abu Bakr om te vragen om hun erfenis. Aisha, de dochter van Abu Bakr, probeerde dit te voorkomen. In de onderstaande overlevering lezen we dat de vrouwen van de Profeet (s), ondanks Aisha’s protest, Othman alsnog hebben gestuurd. Dit leidde vervolgens tot woede van Aisha, waarna de vrouwen het maar lieten zitten.

Al-Bukhari:

Van `Orwa, die zei: Ik hoorde Aisha zeggen: De vrouwen van de Profeet (s) stuurden Othman naar Abu Bakr, en zij vroegen hem om hun 1/8e deel van hetgeen wat Allah aan Zijn boodschapper (s) heeft geschonken. Ik stond hen tegen, dus zei ik tegen hen: Willen jullie Allah niet vrezen? Weten jullie dan niet dat de Profeet (s) heeft gezegd: “Wij worden niet geërfd. Wat wij achterlaten is sadaqa (aalmoezen). Maar de familie van Mohammad (s) mag gebruik maken van dit rijkdom”?! [Aisha]: Dus de vrouwen van de Profeet (s) hielden ermee op toen ik hen erover informeerde.

Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 989, # 4034

Een belangrijke opmerking.

Fatima, Al-`Abbas en de vrouwen van de Profeet (s) kwamen allemaal hun erfenis vragen. Hoe kan het, dat deze erfgenamen van de Profeet (s) niet wisten dat de Profeet (s) niet geërfd wordt, maar Abu Bakr en zijn dochter Aisha als enigen toevallig wel? Abu Bakr was zelf niet eens een erfgenaam van de Profeet (s), maar toch wist hij het beter dan al deze erfgenamen van de Profeet (s)? Hoe konden deze erfgenamen dit niet weten? Laten we kijken hoe een soennitische geleerde dit probleem probeert op te lossen.

Fakhr ul-Dien al-Razi:

وثانيها: أن المحتاج إلى معرفة هذه المسألة ما كان إلا فاطمة وعلي والعباس وهؤلاء كانوا من أكابر الزهاد والعلماء وأهل الدين، وأما أبو بكر فانه ما كان محتاجا الى معرفة هذه المسألة البتة، لأنه ما كان ممن يخطر بباله أنه يرث من الرسول عليه الصلاة والسلام فكيف يليقبالرسول عليه الصلاة والسلام أن يبلغ هذه المسألة إلى من لا حاجة به إليها ولا يبلغها إلى من له إلى معرفتها أشد الحاجة

Degenen die dit moesten weten waren niemand anders dan Fatima, Ali en Al-`Abbas. En deze personen behoorden tot de meest abstinente mensen en tot de meest kennisrijke en religieuze mensen. Maar Abu Bakr, die hoefde dit absoluut niet te weten, aangezien hij niet behoorde tot degenen die verwachtten te erven van de Profeet (s). Dus hoe kan het dat de Profeet (s) dit aan iemand vertelde die het niet hoefde te weten, en het niet vertelde aan iemand die het absoluut diende te weten?

والجواب: أن فاطمة عليها السلام رضيت بقول أبي بكر بعد هذه المناظرة، وانعقد الاجماع على صحة ما ذهب اليه أبو بكر فسقط هذا السؤال، والله أعلم

Het antwoord is: Fatima (a) was tevreden met de uitspraak van Abu Bakr na deze discussie. Dus de consensus werd gevormd op de correctheid van wat Abu Bakr deed, waardoor deze vraag overbodig is.

Bron: Mafatieh ul-Ghayb

We lezen in de overleveringen dat Fatima (a) met woede stierf, dus welke tevredenheid was er? Daarnaast is de vraag nog steeds niet beantwoord waarom alleen Abu Bakr en Aisha dit wisten. Kennelijk is deze cruciale vraag niet te beantwoorden.

De protesten van Fatima (a).

De discussie en het conflict tussen Abu Bakr en Fatima (a) bevat meer woorden en details dan Aisha en Bukhari ons hebben verteld. Laten we andere bronnen raadplegen voor een completer beeld.

Al-Baladhuri:

Van Musa bin `Oqba, die zei: Fatima kwam binnen bij Abu Bakr toen het eed aan hem werd afgelegd, en zij zei: “Umm Ayman en Ribah getuigen voor mij dat de Profeet (s) Fadak aan mij gegeven heeft.” Abu Bakr zei: “Wallah, Allah heeft niemand dierbaarder gecreëerd voor mij dan jouw vader, en ik wenste dat de Dag der Opstanding plaatsvond op de dag dat hij (s) stierf. Ik heb liever dat Aisha aan armoede lijd dan jij. Denk je dat ik iedere rood en zwart hun rechten geef en jou onderdruk, terwijl jij de dochter bent van de Profeet (s)? Deze rijkdom was van de moslims, en jouw vader stelde mensen aan om het te beheren, en hij doneerde ervan. Ik doe ermee wat jouw vader ermee deed.” Fatima zei: “Wallah, ik zal nooit meer tegen jou praten!” Abu Bakr zei: “Wallah, ik zal nooit stoppen tegen jou te praten.” Fatima zei: “Ik zal tot Allah bidden tegen jou! Abu Bakr zei: “En ik zal tot Allah bidden voor jou.”

Bron: Ansab ul-Ashraf, Vol. 10, Blz. 79

Al-Baladhuri:

Van Malik bin Ja`wana, van zijn vader, die zei: Fatima zei tegen Abu Bakr: “De Profeet (s) heeft Fadak aan mij gegeven, dus geef het aan mij!” En Ali ibn Abi Talib getuigde voor haar. Abu Bakr vroeg voor een ander getuige, dus Umm Ayman getuigde voor Fatima. Abu Bakr zei: “O dochter van de Profeet, zo’n getuigenis is onacceptabel, tenzij je twee mannen, of één man en twee vrouwen hebt.” Fatima ging vervolgens weg.

Van Ja`far bin Mohammad, die zei dat Fatima tegen Abu Bakr zei: “Geef Fadak aan mij, want de Profeet (s) heeft het aan mij gegeven.” Abu Bakr vroeg om bewijs, dus bracht zij Umm Ayman en Ribah; een dienaar van de Profeet (s), en zij getuigden voor haar. Abu Bakr zei: “In zo’n situatie is enkel de getuigenis toegestaan van één man en twee vrouwen.” 

Bron: Futouh ul-Buldan, Blz. 43

In de bovenstaande overlevering las je een contradictie. In de ene overlevering wordt de man geïdentificeerd als Ribah en in de andere overlevering als Imam Ali (a) zelf. Dit kan een vergissing zijn van de overleveraars. Waar het in ieder geval om gaat is dat Fatima (a) een man en een vrouw als getuigen bracht.

Al-Mohib al-Tabari:

Van Zayd bin Ali, toen hij gevraagd werd over de zaak van Fadak, zei hij: Fatima vertelde aan Abu Bakr dat de Profeet (s) Fadak aan haar gegeven had. Dus Abu Bakr zei: “Breng een bewijs voor hetgeen jij zegt.” Dus zij bracht een man en een vrouw, en Abu Bakr zei: “Breng nog een man met deze man of nog een vrouw met deze vrouw.” Dus liet ze het zitten.

Bron: Riyadh ul-Nadhira. Vol. 1, Blz. 42

Ibn Hazm:

En het is overgeleverd dat Ali bin Abi Talib getuigde voor Fatima bij Abu Bakr. Samen met hem was Umm Ayman. Abu Bakr zei tegen Ali: “Als er nog een man met jou getuigde of nog een vrouw, dan zou ik het haar hebben toegekend.”

Bron: Al-Mohalla, Blz. 1571

Fakhr ul-Dien al-Razi:

فلما مات ادعت فاطمة عليها السلام أنه كان ينحلها فدكا، فقال أبو بكر: أنت أعز الناس علي فقراً، وأحبهم إلي غنى، لكني لا أعرف صحة قولك، ولا يجوز أن أحكم بذلك، فشهد لها أم أيمن ومولى للرسول عليه السلام، فطلب منها أبو بكر الشاهد الذي يجوز قبول شهادته في الشرع فلم يكن

Toen hij (s) stierf, beweerde Fatima (a) dat hij (s) Fadak aan haar gegeven had. Dus Abu Bakr zei: “Jij bent de meest eervolle van de mensen en de meest geliefde voor mij, maar ik weet niet of jij gelijk hebt, en het is niet toegestaan dat ik op die manier oordeel.” Vervolgens getuigde Umm Ayman en een dienaar van de Profeet (s) voor haar, maar Abu Bakr eiste nog een getuige van haar wiens getuigenis acceptabel is volgens de wetgeving, maar die was er niet.

Source: Mafatieh ul-Ghayb

De hypocrisie van Abu Bakr.

Je las dat Abu Bakr dus nog een extra getuige wilde hebben. Je zou hierdoor denken dat Abu Bakr het dan misschien toch echt goed bedoelde? Laten we eens kijken hoe Abu Bakr zich gedroeg met een andere metgezel.

Al-Bukhari:

Van Jabir bin Abdallah, die zei: De Profeet (s) zei: “Als het geld van Bahrain komt, zal ik jou zoveel geven.” Het geld van Bahrain kwam niet, pas totdat de Profeet (s) overleed. Toen het geld van Bahrain aankwam, verkondigde Abu Bakr: “Wie door de Profeet (s) iets beloofd werd, die moet dan naar ons komen.” Dus ik ging naar hem en zei: “De Profeet (s) zei dat ik zoveel zou krijgen.” Vervolgens gaf Abu Bakr mij een handvol munten en ik telde er 500. Abu Bakr zei vervolgens: “Neem nogmaals het dubbele van wat je hebt.”

Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 549 – 550, # 2296

Verbazingwekkend! Abu Bakr geeft hier een handvol munten aan Jabir bin Abdallah zonder te vragen om getuigen! Een soennitische geleerde zegt het volgende over deze gebeurtenis:

Ibn Hajar al-`Asqalani:

وفيه قبول خبر الواحد العدل من الصحابة ولو جر ذلك نفعا لنفسه ؛ لأن أبا بكر لم يلتمس من جابر شاهدا على صحة دعواه

Deze overlevering bevat dat de getuigenis van één rechtvaardige metgezel is toegestaan, ook al is dat voor zijn eigen voordeel, want Abu Bakr vroeg Jabir niet voor een andere getuige om zijn bewering te bevestigen.

Bron: Fat’h ul-Bari

Waarom paste Abu Bakr niet hetzelfde beleid toe voor Fatima (a)? Waarom maakte Abu Bakr het opzettelijk moeilijker voor Fatima (a) om haar grond te kunnen krijgen? Een handvol munten kun je namelijk gerust kwijt. Daarom gaf Abu Bakr nogmaals zelfs het dubbele aan Jabir. Maar een stuk grond is te veel om te geven aan iemand, ook al heeft diegene daar recht op. Ook al zou Fatima (a) dus nog een derde getuige hebben opgeroepen, zou Abu Bakr alsnog wel weer iets hebben verzonnen om haar te dwarsbomen.

Profeet Zakariyya (a) werd geërfd.

Abu Bakr gebruikte als argument tegen Fatima (a) dat de Profeet (s) zei: “Wij worden niet geërfd.” Hiermee bedoelt Abu Bakr dat de profeten niet geërfd worden. Als we in de Koran gaan kijken, zien we dat profeten gewoon geërfd worden en zelf ook erven. Hoe kan de Profeet (s) dit dan ooit gezegd hebben? Het zal duidelijk worden dat Abu Bakr heeft gelogen over de Profeet (s).

ذِكْرُ رَحْمَتِ رَبِّكَ عَبْدَهُ زَكَرِيَّا إِذْ نَادَىٰ رَبَّهُ نِدَاءً خَفِيًّا قَالَ رَبِّ إِنِّي وَهَنَ الْعَظْمُ مِنِّي وَاشْتَعَلَ الرَّأْسُ شَيْبًا وَلَمْ أَكُن بِدُعَائِكَ رَبِّ شَقِيًّا وَإِنِّي خِفْتُ الْمَوَالِيَ مِن وَرَائِي وَكَانَتِ امْرَأَتِي عَاقِرًا فَهَبْ لِي مِن لَّدُنكَ وَلِيًّا يَرِثُنِي وَيَرِثُ مِنْ آلِ يَعْقُوبَ ۖ وَاجْعَلْهُ رَبِّ رَضِيًّا

Dit is een vermelding van de barmhartigheid van uw Heer aan Zakariyya. Toen hij zijn Heer in het geheim aanriep, zei hij: “Mijn Heer, mijn botten zijn zwak geworden en mijn hoofd glanst met grijze haren. Niettemin ben ik niet wanhopig, mijn Heer, bij het aanroepen van U, maar ik vrees mijn nakomelingen na mij. Mijn vrouw is onvruchtbaar, dus schenk mij een opvolger van U, zodat hij van mij erft en van de familie van Ya`qoub erft. En maak hem iemand waar u tevreden mee bent, mijn Heer.” [19:2-6]

Sufyan al-Thawri:

Sufyan zei: {zodat hij van mij en van de familie van Ya`qoub zal erven}, betekent: “Die van mij de rijkdom erft en van de familie van Ya`qoub de profeetschap erft.”

Dit is ook het standpunt van Ibn `Abbas, Abu Salih, Al-Hasan, Al-Suddi, Zayd bin Aslam, Mujahid, Shu`ba en Al-Dhahhak, zoals vermeld in Tafsir al-Tabari.

Bron: Tafsir Sufyan al-Thawri, Blz. 181

Al-Tabari:

وقوله: { يَرِثُنِـي وَيَرِثُ مِنْ آلِ يَعْقُوبَ } يقول: يرثنـي من بعد وفـاتـي مالـي، ويرث من آل يعقوب النبوّة، وذلك أن زكريا كان من ولد يعقوب

Zijn uitspraak: {zodat hij van mij en van de familie van Ya`qoub zal erven}. Hij bedoelde daarmee: “Die na mijn dood mijn rijkdom erft, en van de familie van Ya`qoub de profeetschap erft”, want Zakariyya was van de kinderen van Ya`qoub. 

Bron: Jami` ul-Bayan

Ibn `Atiyya:

والأكثر من المفسرين على أنه أراد وراثة المال

De meerderheid van de uitleggers zijn van mening dat hij het erven van rijkdom doelde.

Bron: Al-Muharrar al-Wajiz

Profeet Sulayman (a) erfde zijn vader profeet Dawud (a).

وَوَرِثَ سُلَيْمَانُ دَاوُودَ ۖ وَقَالَ يَا أَيُّهَا النَّاسُ عُلِّمْنَا مَنطِقَ الطَّيْرِ وَأُوتِينَا مِن كُلِّ شَيْءٍ ۖ إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ الْفَضْلُ الْمُبِينُ

En Sulayman erfde Dawud, en hij zei: “O mensen, ons is de taal van de vogels geleerd, en ons werd van alles geschonken. Dit is inderdaad de duidelijke gunst.” [27:16]

Al-Tabari:

يقول تعالـى ذكره: { وَوَرِثَ سُلَـيْـمانُ } أبـاه { دَاوُدَ } العلـم الذي كان آتاه الله فـي حياته، والـمُلك الذي كان خصه به علـى سائر قومه

Allah zegt: {En Sulayman erfde} van zijn vader {Dawud} de kennis, die Allah hem tijdens zijn leven geschonken heeft, en de koninkrijk, waarmee Hij hem prefereerde boven de rest van zijn volk.

Bron: Jami` ul-Bayan

Al-Suyuti:

أخرج عبد بن حميد وابن المنذر وابن أبي حاتم عن قتادة في قوله { وورث سليمان داود } قال: ورثه نبوته، وملكه، وعلمه

Abd bin Humayd, Ibn al-Mundhir en Ibn Abi Hatim overleverden van Qutada, die zei: “{En Sulayman erfde Dawud}. Hij erfde zijn profeetschap, zijn koninkrijk en zijn kennis.”

Bron: Al-Durr al-Manthur

Al-Qurtubi:

وقال مقاتل: ورث سليمان من أبيه داود ألف فرس

En Maqatil zei: “Sulayman erfde 1000 paarden van zijn vader.”

Bron: Al-Jami`u li Ahkam al-Qur’an

Al-Baydhawi:

وقيل أصابها أبوه من العمالقة فورثها منه

Het is gezegd dat zijn vader (die paarden) had verkregen van de reuzen en het vervolgens van hem erfde.

Bron: Anwar ul-Tanzil

Ibn `Atiyya:

وجمهور الناس على أنها كانت خيلاً موروثة

De meerderheid van de mensen zijn van mening dat het paarden waren die geërfd werden.

Bron: Al-Muharrar al-Wajiz

Het argument van Imam Ali (a).

Een zeer belangrijke overlevering over dit zojuist besproken onderwerp is te vinden in het boek Al-Tabaqat.

Mohammad bin Sa`d:

Van Abi Ja`far, die zei: Fatima kwam naar Abu Bakr om haar erfenis te eisen. Al-`Abbas bin Abd al-Muttalib kwam ook om zijn erfenis te eisen. Ali kwam samen met hem. Abu Bakr zei vervolgens: De Profeet (s) zei: “Wij worden niet geërfd. Wat wij achterlaten is sadaqa (aalmoezen)”. Abu Bakr zei: “En wie de Profeet (s) voorzag, die zal ik voorzien.” Ali zei: “Sulayman erfde van Dawud, en Zakariyya zei: {Die van mij en van de familie van Ya`qoub zal erven}.” Abu Bakr zei: “Dit is zoals het is. En wallah, jij weet het zoals ik het weet.” Ali zei: “Dit is het Boek van Allah dat spreekt!” Vervolgens werden ze stil en vertrokken ze.

Bron: Al-Tabaqat, Vol. 2, Blz. 274

De tegenstrijdigheden van Abu Bakr gaan verder.

Zoals in de eerste reeks overleveringen aan het begin van het artikel te lezen was, beweerde Abu Bakr dat de nalatenschap van de Profeet (s) wordt omgezet in aalmoezen. Abu Bakr beweerde dat de Profeet (s) dit zelf gezegd heeft. Ten tweede beweerde Abu Bakr dat de familie van de Profeet (s) gebruik mag maken van aalmoezen. Eens kijken of dit tweede gedeelte van zijn bewering klopt.

Muslim bin al-Hajjaj:

De Profeet (s) zei: “De aalmoezen zijn niet toegestaan voor de familie van Mohammad, want het zijn de onreinheden van de mensen.”

Bron: Sahih Muslim, Blz. 477 – 478, # 1072

Ahmad bin Hanbal:

Van Abu Huraira, die zei: De Profeet (s) zag Al-Hasan bin Ali een dadel van de aalmoezen pakken. Hij plaatste het vervolgens in zijn mond, dus zei de Profeet (s): “Laat het, laat het! Aalmoezen zijn niet toegestaan voor ons.”

Shu`aib al-Arna’out: “De overleveringsketen is sahih (authentiek) volgens Bukhari en Muslim.”

Bron: Musnad, Vol. 15, Blz. 453, # 9728

De familie van de Profeet (s) mag dus juist helemaal geen gebruik maken van aalmoezen. Dit betekent dat Abu Bakr iets heeft toegeschreven aan de Profeet (s) wat in strijd is met de eigen woorden en wetgeving van de Profeet (s). Hierdoor kunnen we de uitspraak van Abu Bakr in zijn geheel niet meer vertrouwen. Alles wat Abu Bakr aan de Profeet (s) heeft toegeschreven, komt hierdoor te vervallen.

Fadak was van Fatima (a).

We gaan nu verder met het argument van Fatima (a). Zij zei dat Fadak aan haar geschonken is door de Profeet (s). In de Koran staat:

وَآتِ ذَا الْقُرْبَىٰ حَقَّهُ وَالْمِسْكِينَ وَابْنَ السَّبِيلِ وَلَا تُبَذِّرْ تَبْذِيرًا

En geef de verwanten, de armen en de reiziger hetgeen waar ze recht op hebben, en verspil het niet. [17:26]

Wat gebeurde er na de openbaring van dit vers?

Al-Hakim al-Haskani:

Van Ali, die zei: Toen het vers {en geef de verwanten hetgeen waar ze recht op hebben} geopenbaard werd, riep de Profeet (s) om Fatima en gaf Fadak aan haar. 

Bron: Shawahid al-Tanzil, Vol. 1, Blz. 340 – 341

Al-Suyuti:

وأخرج البزار وأبو يعلى وابن أبي حاتم وابن مردويه، عن أبي سعيد الخدري رضي الله عنه قال: لما نزلت هذه الآية { وآت ذي القربى حقه } دعا رسول الله صلى الله عليه وسلم فاطمة فأعطاها فدك.

Al-Bazzar, Abu Ya`la, Ibn Abi Hatim en Ibn Mardawayh hebben overgeleverd van Abi Sa`id al-Khudri, die zei: Toen dit vers {en geef de verwanten hetgeen waar ze recht op hebben} geopenbaard werd, riep de Profeet (s) om Fatima en gaf Fadak aan haar.

وأخرج ابن مردويه، عن ابن عباس رضي الله عنهما قال: لما نزلت { وآت ذي القربى حقه } أقطع رسول الله – صلى الله عليه وسلم – فاطمة فدكا

Ibn Mardawayh overleverde van Ibn `Abbas, die zei: Toen het vers {en geef de verwanten hetgeen waar ze recht op hebben} geopenbaard werd, schonk de Profeet (s) Fadak aan Fatima.

Bron: Al-Durr al-Manthur

Abi Ya`la al-Mawsili:

Van `Atiyya, van Abi Sa`id, die zei: Toen dit vers {en geef de verwanten hetgeen waar ze recht op hebben} geopenbaard werd, riep de Profeet (s) om Fatima en gaf Fadak aan haar.

Husain Salim Asad: De overleveringsketen is da`if (zwak), wegens de zwakte van `Atiyya. Al-Haythami heeft hem vermeld in Majma`, en hij zei: “Overgeleverd door Al-Tabarani, en in de overleveringsketen zit `Atiyya al-`Awfi, en hij is matrouk (verworpen).”

Bron: Musnad, Vol. 2, Blz. 334, # 1075

Dat `Atiyya zwak is, is een mening van één groep geleerden. Een andere groep geleerden zoals Yahya bin Ma`in, Mohammad bin Sa`d, Ahmad bin Hanbal etc. accepteren zijn overleveringen wel. Dit is helaas het systeem binnen het soennisme. Wanneer de geleerden het uitkomt om iemand te verzwakken, dan doen ze dat, terwijl deze overlevering door meerdere metgezellen is overgeleverd. Het is overgeleverd door Abu Sa`id, Ibn `Abbas en Imam Ali (a). Verder bewijst het protest van Fatima (a) zelf ook dat Fadak van haar was.

Voor de Arabischtalige mensen die een uitgebreid onderzoek willen naar de betrouwbaarheid van `Atiyya, kunnen het filmpje hieronder bekijken:

بحث علمي في عدالة عطية العوفي :: كمال الحيدري

Het standpunt van Imam Ali (a) over Abu Bakr en Omar.

De onderstaande overlevering speelt zich na de dood van Abu Bakr af, tijdens het leiderschap van Omar. Omar voert hier een gesprek met Imam Ali (a) en Al-`Abbas.

Muslim bin al-Hajjaj:

Van Malik bin Aws, die zei. Omar zei tegen Ali en Al-`Abbas: … Toen de Profeet (s) stierf, zei Abu Bakr dat hij de wali (opvolger) van de Profeet (s) is. Vervolgens kwamen jullie. Jij (`Abbas) kwam vragen om jouw erfenis, en Ali kwam vragen om de erfenis van zijn vrouw Fatima. Dus Abu Bakr zei: De Profeet (s) zei: “Wij worden niet geërfd, wat wij achterlaten is sadaqa”. Om die reden vonden jullie Abu Bakr leugenachtig, zondigend, bedrieglijk en verraderlijk. Maar Allah weet dat hij eerlijk, deugdzaam, geleid en een volger van de waarheid was. Vervolgens stierf Abu Bakr en werd ik de wali (opvolger) van de Profeet (s) en Abu Bakr. En jullie beiden vonden mij leugenachtig, zondigend, bedrieglijk en verraderlijk. Maar Allah weet dat ik eerlijk, deugdzaam, geleid en een volger van de waarheid ben.” …

Bron: Sahih Muslim, Blz. 839 – 840, # 1757 

Dezelfde overlevering is ook te vinden in Sahih al-Bukhari, maar Bukhari heeft het oordeel van Imam Ali (a) over Abu Bakr en Omar gemaskeerd.

Al-Bukhari:

Omar zei: Toen de Profeet (s) stierf, zei Abu Bakr dat hij de wali (opvolger) van de Profeet (s) is. Hij pakte het en ging ermee om zoals de Profeet (s) ermee omging. En jullie beweerden vervolgens dat Abu Bakr zo en zo was. Maar Allah weet dat hij eerlijk, deugdzaam, geleid en een volger van de waarheid was daarin. Vervolgens stierf Abu Bakr en werd ik de wali (opvolger) van de Profeet (s) en Abu Bakr. Ik beheerde het twee jaar en ging ermee om zoals de Profeet (s) en Abu Bakr ermee omgingen. Vervolgens kwamen jullie vragen om dezelfde dingen. Jij (`Abbas) kwam vragen om jouw erfdeel, en Ali kwam vragen om het erfdeel van zijn vrouw Fatima.

Bron: Sahih al-Bukhari, Blz.

Mohammad bin Hibban:

Vervolgens wende Omar zich naar Ali en Al-`Abbas, en zei: En jullie beweerden dat Abu Bakr een onderdrukker en een kwaaddoener was, maar Allah weet dat Abu Bakr eerlijk en oprecht was en de waarheid volgde. Vervolgens werd ik de verantwoordelijke daarvan na Abu Bakr. Twee jaar van mijn leiderschap, en ik beheerde het zoals de Profeet (s) en Abu Bakr het beheerden, maar jullie beweerden dat ik een onderdrukker en een kwaaddoener was. Maar Allah weet dat ik eerlijk en oprecht was en een volgeling van de waarheid ben.

Shu`aib al-Arna’out: “De overlevering is sahih (authentiek).”

Bron: Sahih Ibn Hibban, Vol. 14, Blz. 577 – 578

Abu Bakr en Omar zijn inderdaad onderdrukkers, leugenaars, bedriegers en verraders. Omar heeft in deze overlevering kennelijk nog het lef om te zeggen dat Imam Ali (a) verkeerd was in zijn oordeel over deze gehele situatie. Dit is merkwaardig, want in een andere overlevering zegt Omar het volgende over Imam Ali (a): 

Al-Bukhari:

Van Ibn `Abbas, die zei dat Omar zei: Onze beste reciteur van de Koran is Ubay bin Ka`b, en onze beste beslisser is Ali.”

Bron: Sahih Bukhari, Blz. 1098, # 4481

Indien Imam Ali (a) de beste beslisser is, is zijn oordeel over Abu Bakr Omar dus correct. Omar heeft hier verder niets tegen in te brengen.

De hypocrisie van Abu Bakr en Omar gaat verder.

Na het beroven van de stukken grond, gaf Abu Bakr vervolgens ook niet het volledige bedrag van de khumus (bepaalde opbrengsten) aan de familieleden van de Profeet (s).

Abu Dawud:

Van Jubair bin Mut`im, die zei: Abu Bakr verdeelde de khumus zoals de Profeet (s) dat deed, behalve dat hij de familieleden van de Profeet (s) niet gaf wat de Profeet (s) hen gaf.

Al-Albaani: “Sahih (authentiek).”

Bron: Sunan Abu Dawud, Blz. 532, # 2978

Omar deed tijdens zijn leiderschap exact hetzelfde.

Abu Dawud:

Van Yazid bin Hurmuz, die zei: Toen Najda al-Harouri de bedevaart verrichtte tijdens de wanorde van Ibn al-Zubair, stuurde hij een vraag naar Ibn `Abbas over het deel van de naasten van de Profeet (s). Najda vroeg: “Voor wie is dat, denk je?” Ibn `Abbas antwoordde: “Het is voor de naasten van de Profeet (s). De Profeet (s) verdeelde het onder hen. En Omar wilde ons een deel geven dat minder was dan waar wij recht op hebben. Dus we stuurden het terug en weigerden het te accepteren.”

Al-Albaani: “Sahih (authentiek).”

Bron: Sunan Abu Dawud, Blz. 533, # 2982

Al-Nasa’i:

Van Yazid bin Hurmuz, die zei: Toen Najda al-Harouri naar buiten kwam tijdens de wanorde van Ibn al-Zubair, stuurde hij een vraag naar Ibn `Abbas over het deel van de naasten van de Profeet (s). Najda vroeg: “Voor wie is dat, denk je?” Ibn `Abbas antwoordde: “Het is voor ons, voor de naasten van de Profeet (s). De Profeet (s) verdeelde het onder hen. En Omar wilde ons iets geven wat wij minder achtten dan waar wij recht op hebben. Dus we weigerden om het te accepteren.” Hetgeen wat hij aan hen voorstelde, was dat hij hun huwelijken zou voorzien, om hun schulden af te lossen en om de armen onder hen te voorzien. Omar weigerde om hen meer te geven dan dat.

Al-Albaani: “Sahih (authentiek), ook overgeleverd in Abu Dawud, # 2438, # 2439.”

Van Yazid bin Hurmuz, die zei: Najda stuurde een vraag naar Ibn `Abbas over het deel van de naasten van de Profeet (s). Najda vroeg: “Voor wie is dat?” Ibn `Abbas antwoordde: “Het is voor ons; de Ahlalbait. En Omar bood ons aan om degene van ons die wilde trouwen te helpen, om degene onder ons die arm is te voorzien en om onze schulden af te lossen. Maar wij weigerden en eisten dat hij het aan ons moest geven, maar hij weigerde dat, dus lieten wij het zitten.”

Al-Albaani: “Sahih (authentiek).”

Bron: Sunan al-Nasa’i, Blz. 636 – 637, # 4133 – 4134 

Omar nam het zelfs een stapje verder tijdens zijn leiderschap. Hij besloot om het grond van Khaybar te verdelen onder de vrouwen van de Profeet (s). Aisha accepteerde dit maar al te graag. Ze zei niet om het te laten zoals de Profeet (s) het had gelaten.

Al-Bukhari:

Van Abdallah bin Omar, die zei: De Profeet (s) sloot een akkoord om het land van Khaybar te gebruiken op voorwaarde dat de helft van de dadels en plantages van hun zullen zijn. Hij (s) gaf zijn vrouwen altijd 100 ladingen, waarvan 80 ladingen van dadels en 20 ladingen van gerst. Vervolgens deelde Omar het land van Khaybar en hij gaf de vrouwen van de Profeet (s) de keuze om het water of het land te kiezen, of om verder te gaan zoals gewoonlijk. Sommigen van hen kozen voor het land en sommigen van hen kozen voor de ladingen. Aisha koos voor het land.

Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 560, # 2328

Waarom per sé Fadak en Khaybar?

Waarom waren Abu Bakr en Omar zo hebzuchtig naar Fadak en Khaybar? Het antwoord wordt gegeven door Aisha en door Ibn Omar; de zoon van Omar.

Al-Bukhari:

Van Aisha, die zei: Toen Khaybar overwonnen was, zeiden we: “Nu hebben we genoeg dadels (of fruit).”

Van Ibn Omar, die zei: “We hadden niet genoeg, totdat we Khaybar hadden overwonnen.”

Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 1040, # 4242 – 4243

Khaybar, en zo ook Fadak, waren zeer vruchtbare gronden. Zo vruchtbaar, dat toen de Profeet (s) deze gronden in bezit had, de moslims eindelijk voldoening hadden. In de volgende overlevering is de hebzucht van Abu Bakr en Omar naar Fadak duidelijk te zien.

Al-Haythami:

Van Omar, die zei: Toen de Profeet overleed, ging ik samen met Abu Bakr naar Ali. We vroegen Ali: “Wat heb jij te zeggen over wat de Profeet heeft nagelaten.” Ali zei: “Wij (Ahlalbait) hebben het meeste recht op wat de Profeet heeft nagelaten.” Omar zei: “Ook de bezittingen van Khaybar?” Ali zei: “Ja, ook de bezittingen van Khaybar.” Omar zei: “En ook die van Fadak?” Ali zei: “Ja, ook die van Fadak.” Omar zei toen: “Nee, wallah! Ook al zagen jullie onze nekken eraf!”

Overgeleverd door Al-Tabarani in zijn Awsat, en in de overleveringsketen zit Musa bin Ja`far bin Ibrahim, en die is zwak.

Bron: Majma` ul-Zawa’id, Vol. 8, Blz. 445, # 14284

Dat de overlevering verzwakt wordt, is wederom geen verrassing. Maar als je alle feiten bij elkaar optelt, kun je concluderen dat deze overlevering klopt.

Het oordeel over Abu Bakr en Omar.

Nu wij weten dat Abu Bakr en Omar, Fatima (a) beroofd en boos hebben gemaakt, gaan we kijken naar het oordeel over deze twee personen vanuit de Koran en de overleveringen.

1. Abu Bakr en Omar maakten Fatima (a) boos.

Al-Bukhari:

Van Al-Miswar bin Makhrama, dat de Profeet (s) zei: “Fatima is een deel van mij. Wie haar boos maakt, heeft mij boos gemaakt.”

Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 924, # 3767

Het is logisch dat je ook Allah boos maakt, als je de Profeet (s) boos maakt. Dus in feite maak je Allah boos als je Fatima (a) boos maakt. Hier is zelfs een overlevering van.

Al-Haythami:

Van Ali, die zei: De Profeet (s) zei tegen Fatima: “Allah is woedend wanneer jij woedend bent, en tevreden wanneer jij tevreden bent.”

Overgeleverd door Al-Tabarani, en de overleveringsketen is hasan (goed).

Bron: Majma`, Vol. 9, Blz. 239 – 240, # 15204

Eens kijken wat er gebeurt met degene die Allah boos maakt:

كُلُوا مِن طَيِّبَاتِ مَا رَزَقْنَاكُمْ وَلَا تَطْغَوْا فِيهِ فَيَحِلَّ عَلَيْكُمْ غَضَبِي ۖ وَمَن يَحْلِلْ عَلَيْهِ غَضَبِي فَقَدْ هَوَىٰ

“Eet van de goede dingen die Wij jullie hebben geschonken en overtreedt hier niet in, anders zal Mijn woede op jullie neerdalen. En degene op wie Mijn woede neerdaalt, gaat ten onder.” [20:81]

De reden waarom je als moslim afstand moet nemen van Abu Bakr en Omar, is gebaseerd op het volgende vers:

يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لَا تَتَوَلَّوْا قَوْمًا غَضِبَ اللَّهُ عَلَيْهِمْ قَدْ يَئِسُوا مِنَ الْآخِرَةِ كَمَا يَئِسَ الْكُفَّارُ مِنْ أَصْحَابِ الْقُبُورِ

O jullie die geloven, bevriend geen volk waar Allah woedend op is. Zij wanhopen aan het Hiernamaals, zoals de ongelovigen wanhopen aan degenen die in de graven liggen. [60:13]

2. Abu Bakr en Omar hebben Fatima (a) pijn gedaan.

Muslim bin al-Hajjaj:

Van Al-Miswar bin Makhrama, die zei: De Profeet (s) zei: “Fatima is een deel van mij. Wat haar pijn doet, doet mij pijn.”

Bron: Sahih Muslim, Blz. 1145, # 2449

إِنَّ الَّذِينَ يُؤْذُونَ اللَّهَ وَرَسُولَهُ لَعَنَهُمُ اللَّهُ فِي الدُّنْيَا وَالْآخِرَةِ وَأَعَدَّ لَهُمْ عَذَابًا مُّهِينًا

Degenen die Allah en Zijn boodschapper pijn doen, die heeft Allah in deze wereld en in het Hiernamaals vervloekt, en Hij heeft een vernederende straf voor hen voorbereid. [33:57]

3. Abu Bakr en Omar hebben de aarde van Fatima (a) beroofd.

Al-Bukhari:

Van Salim, van zij vader, die zei: De Profeet (s) zei: “Wie onterecht een deel van een land pakt, zal door 7 aarden zinken op de Dag der Opstanding.”

Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 790, # 3196

4. Abu Bakr schreef een leugen toe aan de Profeet (s).

Abu Bakr zei o.a. dat de Profeet (s) zei, dat hij (s) niet geërfd wordt en dat zijn Ahlalbait gebruik mogen maken van aalmoezen. Wat is het oordeel over degene die leugens toeschrijft aan de Profeet (s)?

Al-Bukhari:

Van Al-Mughiera, die zei: Ik hoorde de Profeet (s) zeggen: “Het toeschrijven van leugens aan mij is niet zoals het toeschrijven van leugens aan ieder ander. Wie intentioneel een leugen aan mij toeschrijft, mag zijn plaats nemen in het vuur.”

Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 312, # 1291

5. Abu Bakr en Omar ontnamen de erfenis van Fatima, `Abbas en de vrouwen van de Profeet (s).

Ibn Maja:

Van Anas bin Malik, die zei: De Profeet (s) zei: “Wie de erfenis van een erfgenaam probeert te voorkomen, zal door Allah ontnomen worden van zijn erfenis van het paradijs.”

Al-Albaani: “Da`if (zwak).”

Bron: Sunan Ibn Maja, Blz. 459, # 2703

6. Abu Bakr en Omar werden genegeerd door Fatima (a).

Al-Bukhari:

Van Anas bin Malik, die zei: De Profeet (s) zei: “Haat elkaar niet, wees niet jaloers op elkaar en negeer elkaar niet. Wees broeders, O dienaren van Allah. Het is niet toegestaan voor een moslim om zijn broeder meer dan drie dagen te negeren.”

Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 1519, # 6065

Abu Dawud:

Van Abu Huraira, die zei: De Profeet (s) zei: “Het is niet toegestaan voor een moslim om zijn broeder meer dan drie dagen te negeren. Dus wie hem langer dan drie dagen negeert en vervolgens sterft, zal het hellevuur binnentreden.”

Al-Albaani: “Sahih (authentiek).”

Bron: Sunan Abu Dawud, Blz. 889, # 4914

Aangezien het negeren van een moslimbroeder zo intens verkeerd is, zal Fatima (a), Abu Bakr en Omar niet zomaar negeren tot haar dood. Fatima (a) geloofde dus dat Abu Bakr en Omar geen moslims zijn. Een andere mogelijkheid is er niet, tenzij je wilt zeggen dat Fatima (a) zich nu in het hellevuur bevindt..

De zaak van Fadak gaat verder.

Haroun al-Rashid was een tiran die in de tijd leefde van de 7e opvolger van de Profeet (s), genaamd Musa al-Kadhim (a). Er is een interessant gesprek tussen hen, wat te vinden is in soennitische bronnen.

Al-Zamakhshari:

 كان الرشيد يقول لموسى الكاظم بن جعفر: يا أبا الحسن خذ فدك حتى أردها عليك، فيأبى، حتى ألح عليه فقال: لا آخذها إلا بحدودها، قال: وما حدودها؟ قال: يا أمير المؤمنين أن حددتها لم تردها، قال: بحق جدك إلا فعلت، قال: أما الحد الأول فعدن، فتغير وجه الرشيد وقال: هيه، قال: والحد الثاني سمرقند، فاربد وجهه، قال: والحد الثالث أفريقية، فاسود وجهه وقال: هيه، قال: والرابع سيف البحر مما يلي الخزر وأرمينية، قال الرشيد: فلم يبق لنا شيء فتحول في مجلسى؛ قال موسى: قد أعلمتك أني أن حددتها لم تردها. فعند ذلك عزم على قتله

En Al-Rashid zei altijd tegen Musa al-Kadhim bin Ja`far: “O Aba al-Hasan, neem Fadak, zodat ik het aan jou kan teruggeven.” Maar hij weigerde altijd, totdat hij hem aandrong, dus zei Musa: “Ik zal het niet terugnemen, behalve in haar totale capaciteit.” Haroun zei: “En wat is haar capaciteit?” Musa zei: “O leider van de gelovigen, als ik het zou omschrijven dan zul je het niet teruggeven.” Haroun zei: “Ik doe het slechts omwille van jouw grootvader.” Musa zei: “Wat betreft de eerste grens, dat is `Adan.” Het gezicht van Rashid veranderde en zei: “Ga verder.” Musa zei: “De tweede grens is Samarqand.” Zijn gezicht begon te trillen. Musa zei: “De derde grens is Afrika.” Het gezicht van Rashid werd zwart en zei: “Ga verder.” Musa zei: “De vierde grens is Sayf ul-Bahr, waar de Khazar en de Armeniërs over heersen.” Al-Rashid zei: “Dan blijft er niets voor ons over! Kom dan maar op mijn plek zitten?!” Musa zei: “Ik had je toch verteld dat indien ik het zou omschrijven, je het niet zou teruggeven.” Vanaf dat moment was Al-Rashid vastberaden om Musa te vermoorden.

Bron: Rabie` ul-Abrar

Deze overlevering is belangrijk. Binnen de overleveringen van Ahlalbait heeft Fadak namelijk twee betekenissen. Fadak betekent het stuk grond dat de Profeet (s) van de joden kreeg, maar het betekent ook de gehele bodem van het islamitische rijk (i.e. het leiderschap). Het feit dat Haroun al-Rashid zegt: “Kom dan maar op mijn plek zitten”, toont dit aan. Al-Kadhim (a) wilde met andere woorden zeggen: “Geef het leiderschap terug aan mij”. Haroun al-Rashid heeft Al-Kadhim (a) overigens uiteindelijk ook vermoord door hem te vergiftigen.

Dus toen Fatima (a) naar Abu Bakr kwam om Fadak op te eisen, kwam ze eigenlijk het leiderschap opeisen. Vandaar ook dat Omar, zoals vermeld in een sjiitische overlevering, tegen Abu Bakr zei: “Als je haar vandaag Fadak geeft, zal ze morgen het leiderschap komen opeisen!”

Slotwoord.

Er zijn nog enkele tegenargumenten van de soennieten waarmee zij de zaak voor Abu Bakr proberen te winnen. Deze tegenargumenten hebben wij in een apart artikel besproken. In het volgende artikel gaan we bespreken hoe Abu Bakr geen genoegen nam met het onderdrukken van Fatima (a). Hij tiranniseerde namelijk ook nog andere moslims. Dit deed hij op een gruwelijke manier.


Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Scroll to Top