Nadat Abu Bakr en Omar hun staatsgreep hadden gepleegd in Saqiefa, en de Ansar hadden weten te verslaan, wilden zij vervolgens de resterende moslims onderdanig maken aan hun leiderschap. Tot deze moslims die hun eed niet hadden afgelegd, waarvan Abu Bakr en Omar vurig wilden dat ze dit wel deden, waren Imam Ali (a) en zijn volgelingen.
Imam Ali (a) verbleef in zijn huis met zijn vrouw en kinderen. Toen Abu Bakr en Omar opmerkten dat Imam Ali (a) en zijn volgelingen eigenlijk de meest belangrijke tegenpartij was, trokken zij naar het huis van Imam Ali (a). Daar vond wederom een tragedie plaats, waar Omar nogmaals aan het hoofd stond. Omar verzamelde brandhout rondom het huis van Imam Ali (a) en Fatima (a), en hij dreigde om hun huis in brand te zetten, indien zij niet naar buiten kwamen om hun eed af te leggen aan Abu Bakr. Imam Ali (a) en Fatima (a) gaven zich niet direct over, waardoor Omar met agressie de deur van het huis liet openbreken en binnenviel. Hierbij werd Fatima (a) fataal verwond. Fatima (a) was zwanger, waardoor ze een miskraam kreeg. Kort daarna kwam zij zelf ook te overlijden.
De voorspelling van de Profeet (s).
Al-Bukhari:
Van Aisha, die zei: De Profeet (s) riep Fatima tijdens zijn ziekte waar hij aan overleed. Vervolgens vertelde hij haar iets in het geheim, waardoor ze moest huilen. Daarna vertelde hij haar iets, waardoor ze moest lachen. Ik vroeg haar daarover, dus zei zij: “De Profeet (s) vertelde mij dat hij tijdens deze ziekte van hem zal overlijden. Hierom moest ik huilen. Vervolgens vertelde hij mij dat ik de eerste van zijn Ahlalbait zal zijn die hem zal volgen. Hierom moest ik lachen.”
Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 892, # 3625 – 3626

Deze voorspelling van de Profeet (s) klopt. Fatima (a) stierf namelijk binnen enkele maanden na de dood van de Profeet (s).
Ibn Hajar al-`Asqalani:
قوله : ( باب مناقب فاطمة ) أي بنت رسول الله – صلى الله عليه وسلم – ، وأمها خديجة عليها السلام ، ولدت فاطمة في الإسلام ، وقيل : قبل البعثة ، وتزوجها علي رضي الله عنه بعد بدر في السنة الثانية ، وولدت له وماتت سنة إحدى عشرة بعد النبي – صلى الله عليه وسلم – بستة أشهر وقد ثبت في الصحيح من حديث عائشة ، وقيل : بل عاشت بعده ثمانية وقيل : ثلاثة . وقيل : شهرين . وقيل : شهرا واحدا ، ولها أربع وعشرون سنة وقيل غير ذلك فقيل : إحدى وقيل : خمس وقيل : تسع وقيل : عاشت ثلاثين سنة
Fatima is de dochter van de Profeet (s), en haar moeder is Khadija. Zij is geboren in de Islam en sommigen zeggen dat zij ervóór geboren is. Ali trouwde met haar na het slagveld van Badr, in het tweede jaar na de hijra (emigratie). Ze kreeg kinderen met hem en stierf in het elfde jaar na de hijra, 6 maanden na de dood van de Profeet (s). Dit is bewezen via de overlevering van Aisha in de authentieke boeken. Het is ook wel gezegd dat zij 8 maanden, of 3 maanden, of 2 maanden of zelfs 1 maand na de Profeet (s) is overleden. Ze stierf toen zij 24 was. Het is ook gezegd dat zij stierf op haar 21e, of 25e, of 26e of 30e.
Bron: Fat’h ul-Bari
Het feit dat Fatima (a) zo jong en zo kort na de dood van de Profeet (s) stierf, roept al enkele vragen op.
Het beleid van Omar.
In het artikel over Saqiefa hadden we al vermeld dat Imam Ali (a) en zijn volgelingen zich tegen Abu Bakr en Omar hadden gekeerd. Zij bleven in het huis van Fatima (a) en wilden hun eed niet afleggen aan Abu Bakr.
Ibn Hajar al-`Asqalani:
قوله : ( وخالف عنا علي والزبير ومن معهما ) في رواية مالك ومعمر : ” وأن عليا والزبير ومن كان معهما تخلفوا في بيت فاطمة بنت رسول الله صلى الله عليه وسلم ، وكذا في رواية سفيان لكن قال ” العباس ” بدل ” الزبير
Omar zei: “Ali, Al-Zubayr en wie er met hen waren, keerden zich ook tegen ons.” In de overlevering van Mo`ammar staat er: “Ali, Al-Zubayr en wie er met hen waren, bleven achter in het huis van Fatima; de dochter van de Profeet (s).” En dit staat ook in de overlevering van Sufyan.
Bron: Fat’h ul-Bari
In het artikel over Saqiefa hadden we ook al vermeld wat het beleid van Omar was omtrent degenen die zich tegen hem keren. Zijn beleid luidt als volgt:
Ibn Hajar al-`Asqalani:
فقال عمر : لا والله لا يخالفنا أحد إلا قتلناه ، فقام حباب بن المنذر فقال كما تقدم وزاد : وإن شئتم كررناها خدعة ” أي أعدنا الحرب . قال : فكثر القول حتى كاد أن يكون بينهم حرب فوثب عمر فأخذ بيد أبي بكر
Omar zei: “Wallah! Niemand zal ons tegenstaan, behalve dat we diegene vermoorden!“
Bron: Fat’h ul-Bari
Abu Bakr en Omar hadden dit moordbeleid ook toegepast op Sa`d bin `Obada. Eens kijken hoe Abu Bakr en Omar dit moordbeleid hebben uitgevoerd tegen de Ahlalbait.
De aanval op het huis is mutawatir binnen het sjiisme.
Mutawatir binnen de hadith-wetenschappen betekent dat een overlevering herhaaldelijk via verschillende personen is overgeleverd en dus veel overleveringsketens heeft. Dit maakt een overlevering enorm betrouwbaar. Binnen het sjiisme is deze gebeurtenis van de aanval op het huis van Fatima (a) mutawatir.
Baqir al-Majlisi (r):
Van Ali bin Ja`far, van zijn broer, van Al-Kadhim (a), die zei: “Fatima is een waarachtig persoon en een martelaar.”
Deze overlevering bewijst dat Fatima (a) een martelaar is. En deze overlevering is mutawatir (veelvuldig) overgeleverd. De reden van haar martelaarschap was, dat toen zij het leiderschap hadden gestolen en de meerderheid van de mensen hun eed aan hen hadden geschonken, stuurden zij mensen naar Imam Ali (a) om het eed af te leggen. Maar hij (a) weigerde. Dus Omar stuurde mensen met vuur om het huis van de Ahlalbait in brand te zetten. En zij wilden met agressie het huis binnentreden, maar Fatima (a) hield hen tegen bij de deur. Qunfud, een dienaar van Omar, beukte vervolgens de deur op de buik van Fatima (a), waardoor zij haar ribben brak. Zij verloor daardoor een ongeboren kind, die de Profeet (s) van te voren Mohsin had genoemd. Vervolgens werd zij ziek daarvan, waarna zij stierf aan die ziekte.
Bron: Mir’at ul-`Uqoul, Vol. 5, Blz. 315 & 318



Het verloop van het verhaal vanuit het soennisme.
De aanval op het huis van Fatima (a) is ook te vinden in verschillende soennitische bronnen. Alleen is het zo dat iedere bron slechts een apart gedeelte vermeld. Laten we dus meerdere soennitische bronnen bespreken om een totaalbeeld te creëren.
Ibn Abd Rabbah:
Degenen die achtergesteld raakten in het geven van hun eed aan Abu Bakr, waren Ali, Al-`Abbas, Al-Zubayr en Sa`d bin `Obada. Wat betreft Ali, Al-`Abbas en Al-Zubayr, die zaten in het huis van Fatima, totdat Abu Bakr, Omar bin al-Khattab naar hen stuurde om hen uit het huis van Fatima te halen. Abu Bakr zei tegen Omar: “Als ze weigeren, bestrijd hen dan.” Dus Omar kwam met brandhout om het huis ermee in brand te zetten. Fatima kwam hem tegen en zei: “O zoon van Al-Khattab! Ben je gekomen om ons huis in brand te zetten?” Omar zei: “Ja! Tenzij jullie doen zoals de rest van deze umma heeft gedaan!”
Bron: Al-`Iqd ul-Faried, Vol. 5, Blz. 13


Abu al-Fida:
Vervolgens stuurde Abu Bakr, Omar bin al-Khattab naar Ali en naar wie er met hem waren, om hen uit het huis van Fatima te halen. Abu Bakr zei: “Als zij weigeren, bestrijd hen dan.” Omar ging vervolgens met een stuk vuur om het huis ermee in brand te zetten. Vervolgens kwam Fatima hem tegen en zei: “Wat ben je van plan, O zoon van Al-Khattab? Ben je gekomen om ons huis in brand te zetten?” Omar zei: “Ja! Tenzij jullie doen zoals de umma heeft gedaan.”
Bron: Al-Mukhtasar fi Akhbar al-Bashar, Blz. 195


Al-Baladhuri:
Van Ibn `Awn, die zei: Abu Bakr verzocht Ali om zijn eed aan hem af te leggen, maar hij gaf hem geen eed. Dus Omar ging met brandhout, waarna Fatima hem bij de deur tegenkwam. Fatima zei: “O zoon van Al-Khattab, wil jij mijn deur in brand zetten?” Omar zei: “Ja, want dit (leiderschap) zal hetgeen waar jouw vader mee gekomen is, sterker maken.” Vervolgens kwam Ali en legde zijn eed af, en zei: “Ik was vastberaden om mijn huis niet te verlaten, totdat ik de Koran had verzameld.”
Bron: Ansab ul-Ashraf, Vol. 2, Blz. 268

Ibn Abi Shayba:
Van Aslam, die zei: Toen het eed werd afgelegd aan Abu Bakr, na de dood van de Profeet (s), gingen Ali en Al-Zubayr altijd naar Fatima, om te praten over hetgeen zij (Abu Bakr en co.) gedaan hebben. Toen Omar hiervan op de hoogte kwam, ging hij naar buiten, totdat hij aankwam bij Fatima. Hij zei: “O dochter van de Profeet! Wallah, er is niemand van de creaties die geliefder is bij ons, dan jouw vader. En er is niemand geliefder bij ons, na jouw vader, dan jij. Maar dat zal mij er niet van weerhouden, indien deze mensen zich bij jou verzamelen, om het huis over hen te doen branden!” Toen Omar wegging, kwamen Ali en Al-Zubayr, en Fatima zei: “Weten jullie dat Omar naar mij is gekomen en gezworen heeft, dat indien jullie terugkeren, hij het huis over jullie zal doen branden? En ik zweer op Allah, dat hij zal doen waar hij op gezworen heeft! Dus wees verstandig en vertrek. Zeg jullie mening en keer niet meer terug naar mij.” Vervolgens vertrokken zij van haar en keerden niet meer terug naar haar, totdat zij hun eed aflegden aan Abu Bakr.
Bron: Al-Musannaf, Vol. 13, Blz. 468, # 38042
Ibn Abi `Asim:
Van Aslam, die zei: Omar kwam op de hoogte dat sommige mensen zich verzamelden in het huis van Fatima. Dus hij ging naar haar en zei: “Er is niemand van de mensen die geliefder is bij ons dan jouw vader, en er is niemand na jouw vader geliefder bij ons dan jij. Ik ben op de hoogte gebracht dat deze mensen zich verzamelen bij jou. Wallah, als ik daarvan op de hoogte kom, dan zal ik het huis over hen doen branden!” En toen zij naar Fatima kwamen, zei zij: “Omar zei zo en zo, en hij zal dat daadwerkelijk doen!” Dus ze gingen uit elkaar totdat het eed werd afgelegd aan Abu Bakr.
`Amr bin Abd al-Mun`im: De overleveringsketen is sahih (authentiek). Het is overgeleverd door Ibn Abi Shayba in zijn Musannaf, en daarin zijn de twee mannen vermeld die zich bij Fatima verzamelden. Dat waren Ali bin Abi Talib en Al-Zubayr bin al-`Awwam.
Bron: Al-Mudhakkar, Blz. 41, # 19

In de onderstaande overlevering is er slechts een deel van de originele overlevering vermeld. Het gedeelte waarin Omar met vuur dreigt, is er uitgelaten door de auteur.
Al-Khatieb al-Baghdadi:
Van Aslam, die zei: Omar bin al-Khattab zei tegen Fatima: “O dochter van de Profeet (s), er is niemand van de mensen die geliefder is bij ons dan jouw vader, en er is na jouw vader niemand die geliefder is bij ons dan jij.”
`Awwad Ma`rouf: De overlevering is sahih (authentiek). Het is overgeleverd door Ibn Abi Shayba, en het heeft een verhaal.
Bron: Tarikh Madinat as-Salam, Vol. 6, Blz. 75
Hieronder een soennitische geleerde die ons iets belangrijks te melden heeft.
Hasan bin Farhan al-Maliki:
De partij van Ali was klein tijdens de verkiezing van Omar en de verkiezing van Abu Bakr. De reden voor hun separatie is hetgeen wat zij zagen aan fitna (wanorde) dat resulteerde in de aanval op het huis van Fatima, in het begin van de regeringsperiode van Abu Bakr, en de afkeur van sommige metgezellen die met Ali waren om hun eed af te leggen aan Abu Bakr. Dus het kwam wegens dit conflict en deze aanval, en dit heeft authentieke overleveringsketens.
Voetnoot: Ik dacht altijd dat de aanval een leugen was en niet waar was, totdat ik er sterke overleveringsketens voor vond. Eén daarvan is wat Ibn Abi Shayba heeft overgeleverd in zijn Musannaf, met een sahih (authentieke) overleveringsketen van Aslam; de dienaar van Omar.
Bron: Qira’atun fi Kutub al-`Aqa’id, Blz. 46


Al-Zubayr valt aan.
Tot nu toe zijn er veel overeenkomsten tussen de sjiitische en de soennitische bronnen. Wat wel opvalt in de soennitische bronnen van hierboven is dat Imam Ali (a) en Al-Zubayr zich direct overgaven na het dreigement van Omar, terwijl de sjiitische bronnen juist vertellen dat Imam Ali (a) en Al-Zubayr eerst een strijd leverden. Dit laatste is eigenlijk ook terug te lezen in het soennisme. Volgens enkele authentieke soennitische bronnen wordt namelijk vermeld dat Al-Zubayr zijn zwaard pakte om Omar en zijn bende te bestrijden.
Al-Tabari:
Van Ziyad bin Kulayb, die zei: Omar kwam naar het huis van Ali, waarin Talha, Al-Zubayr en sommige Muhajirien waren. Omar zei: “Wallah, ik zal het (huis) over jullie laten branden, tenzij jullie naar buiten komen om het eed af te leggen!” Vervolgens kwam Al-Zubayr met getrokken zwaard naar buiten, maar hij struikelde waardoor het zwaard uit zijn hand viel. Vervolgens sprongen ze op hem en hielden ze hem vast.
Bron: Tarikh al-Tabari, Vol. 3, Blz. 202


We lezen in de overlevering hierboven dat Al-Zubayr zich verzette tegen Omar, maar er wordt vervolgens niks verder verteld. Het verhaal blijft open. Ook in de bron hieronder blijft het verhaal open.
Abdallah bin Ahmad bin Hanbal:
Van Ibn Shihab, die zei: Sommige mensen van de Muhajirien werden boos wegens het eed van Abu Bakr, waaronder Ali bin Abi Talib en Al-Zubayr bin al- `Awwam. Dus zij (Ali en Al-Zubayr) gingen naar binnen bij het huis van Fatima, dochter van de Profeet (s) terwijl zij wapens bij zich hadden. Vervolgens kwam Omar naar hen met een groep moslims, waaronder Usayd en Salama bin Salama bin Waqsh. Er is gezegd dat Thabit bin Qays bin al-Shamas ook met hen was. Vervolgens pakte één van hen het zwaard van Al-Zubayr en sloeg het op een rots, waardoor het brak. Sa`id bin Ibrahim zei: Ibrahim bin Abd al-Rahman bin `Awf vertelde mij dat Abd al-Rahman bin `Awf op die dag met Omar was en dat Mohammad bin Maslama het zwaard van Al-Zubayr brak. En Allah weet het beste.
Bron: Al-Sunna, Blz. 225, # 1220


De overlevering dat Al-Zubayr naar buiten kwam met het zwaard is een authentieke overlevering, zoals hieronder zal worden aangegeven. Alleen is het opvallend dat er in deze overleveringen hieronder wederom gespeeld is met de inhoud. Er wordt enkel vermeld dat het zwaard van Al-Zubayr wordt afgepakt, maar er wordt niet verteld waarom. Het verhaal dat voorafging is in deze overleveringen compleet weggelaten.
Al-Hakim & Al-Dhahabi:
Van Sa`id bin Ibrahim, die zei: Ibrahim bin Abd al-Rahman bin `Awf vertelde mij dat Abd al-Rahman bin `Awf met Omar bin al-Khattab was en dat Mohammad bin Maslama het zwaard van Al-Zubayr brak. Vervolgens stond Abu Bakr op en gaf een preek.
Al-Hakim: “Deze overlevering is sahih (authentiek) volgens de criteria van Bukhari en Muslim.”
Al-Dhahabi: “Het is volgens de criteria van Bukhari en Muslim.”
Bron: Al-Mustadrak, Vol. 3, Blz. 70, # 4422
Ibn Kathir:
عن سعد بن إبراهيم حدثني أبي أن أباه عبد الرحمن بن عوف كان مع عمر ، وأن محمد بن مسلمة كسر سيف الزبير ثم خطب أبو بكر ، واعتذر إلى الناس وقال : والله ما كنت حريصا على الإمارة يوما ولا ليلة ، ولا سألتها الله في سر ولا علانية . فقبل المهاجرون مقالته ، وقال علي والزبير : ما غضبنا إلا لأنا أخرنا عن المشورة ، وإنا نرى أن أبا بكر أحق الناس بها ، إنه لصاحب الغار وإنا لنعرف شرفه وخبره ، ولقد أمره رسول الله صلى الله عليه وسلم بالصلاة بالناس وهو حي . إسناد جيد
Van Sa`d bin Ibrahim, die zei: Mijn vader vertelde mij dat zijn vader Abd al-Rahman bin `Awf met Omar was en dat Mohammad bin Maslama het zwaard van Al-Zubayr brak. Vervolgens gaf Abu Bakr een preek. … De overleveringsketen is jayyid (prima).
Bron: Al-Bidaya wa al-Nihaya
Hoe liep de aanval af?
Wat niet helder is in de soennitische bronnen, is hoe dit dreigement van Omar nou echt afliep. Het laatste wat we zien is dat Al-Zubayr met zijn zwaard naar buiten kwam en vervolgens overmeesterd werd. Is dit waar het verhaal stopte en vervolgens alles weer prettig en vrolijk werd? In het boek Al-Imama wa al-Siyasa van de soennitische geleerde Ibn Qutayba, lezen we wat meer details over hoe deze aanval zich verder ontwikkelde.
Ibn Qutayba al-Daynouri:
De wijze van het eed van Ali bin Abi Talib (aan Abu Bakr).
Abu Bakr merkte op dat er mensen waren bij Ali die zich vertraagden in het geven van hun eed aan hem. Dus hij stuurde Omar naar hen. Omar kwam en riep hen, terwijl zij in het huis van Ali waren. Zij weigerden om naar buiten te komen, dus riep Omar om brandhout en hij zei: “Ik zweer op Allah! Jullie zullen eruit komen, of ik zal het (huis) doen branden over iedereen die erin zit!” Er werd tegen hem gezegd: “O Omar, Fatima zit daar binnen?!” Omar zei: “En dan!?” Vervolgens kwamen ze naar buiten en legden hun eed af, behalve Ali. Hij beweerde dat hij zei: “Ik heb gezworen om niet naar buiten te komen en om mijn kleding aan te doen, totdat ik de Koran heb verzameld.” Fatima bleef staan bij de deur en zei: “Ik ken geen volk dat op een slechtere manier bijeen is gekomen dan jullie. Jullie hebben de begrafenis van de Profeet (s) aan ons overgelaten en hebben jullie zaak onder elkaar verdeeld zonder ons erbij te betrekken en hebben onze rechten niet teruggegeven.”
Omar ging naar Abu Bakr en zei tegen hem: “Wil je deze achterblijver van jouw eed niet vastnemen?” Abu Bakr zei tegen Qunfud; een dienaar van hem: “Ga en roep Ali naar mij.” Qunfud ging naar Ali en Ali zei tegen hem: “Wat wil je?” Qunfud zei: “De opvolger van de Profeet (s) roept je.” Ali zei: “Hoe snel hebben jullie gelogen over de Profeet (s)!” Vervolgens keerde Qunfud terug en leverde hem de boodschap. Abu Bakr huilde lang, dus zei Omar: “Wees niet makkelijk met deze achterblijver van jouw eed.” Abu Bakr zei tegen Qunfud: “Keer terug naar hem en vertel hem dat de leider van de gelovigen jou roept om het eed af te leggen.” Qunfud ging naar hem en verkondigde waar hij mee bevolen was. Ali verhief vervolgens zijn stem, en zei: “Heilig is Allah! Hij heeft geclaimd wat niet van hem is!” Vervolgens keerde Qunfud terug en leverde hem de boodschap. Abu Bakr huilde lang.
Vervolgens stond Omar op en een groep mensen gingen met hem mee, totdat zij aankwamen bij de deur van Fatima. Zij beukten de deur en toen zij hun stemmen hoorde, riep zij op haar allerhardst: “O vader, O boodschapper van Allah! Wat wij na u hebben moeten verduren van Omar bin al-Khattab en Abu Bakr!” Toen de mensen haar stem en haar gehuil hoorden, vertrokken zij huilend. Hun harten en levers stonden op het punt te scheuren. Omar bleef achter samen met een groep mensen. Zij haalden Ali naar buiten en brachten hem naar Abu Bakr. Zij zeiden tegen hem: “Geef jouw eed!” Ali zei: “En als ik dat niet doe?” Zij zeiden: “Dan, wallah, zullen we je onthoofden!” Ali zei: “Dan zullen jullie mij vermoorden als een dienaar van Allah en als een broer van de Profeet (s).” Omar zei: “Wat betreft als dienaar van Allah, dan ja. Wat betreft als broer van de Profeet (s), dan nee.” Ondertussen was Abu Bakr stil en hij sprak niet, dus zei Omar tegen hem: “Beveel je hem niet jou te erkennen?” Abu Bakr zei: “Ik zal hem niet dwingen tot iets terwijl Fatima naast hem is.” Vervolgens ging Ali naar het graf van de Profeet (s) en hij schreeuwde en huilde, en riep: “{O zoon van mijn moeder! Het volk achtte mij zwak en zij stonden op het punt om mij te vermoorden!}” [7:150]
[Het volgende speelt zich enkele maanden later af, toen Fatima (a) op haar sterfbed lag]
Omar zei tegen Abu Bakr: “Laten we gaan naar Fatima, want we hebben haar boos gemaakt.” Vervolgens gingen zij beiden en zochten toestemming van Fatima om binnen te komen, maar zij gaf hen geen toestemming. Vervolgens gingen ze naar Ali en spraken met hem. Hij stond hen toe om naar binnen te gaan bij Fatima. Toen zij bij haar kwamen zitten, keerde zij haar gezicht naar de muur. Zij begroetten haar, maar zij groette hen niet terug. Abu Bakr sprak vervolgens en zei: “O geliefde van de Profeet, wallah, de naasten van de Profeet (s) zijn mij geliefder dan mijn eigen naasten. Ik houd meer van jou dan van mijn dochter Aisha. Ik wenste dat ik stierf op de dag dat jouw vader stierf en dat ik niet bleef leven na hem. Zie je niet dat ik jou erken, jouw status erken en jouw eer erken?”
Daarop zei zij: “Zal ik jullie een overlevering van de Profeet (s) vertellen, die jullie kennen en ook gepraktiseerd hebben?” Zij zeiden: “Ja.” Zij zei: “Ik verzoek jullie bij Allah, hebben jullie de Profeet (s) niet horen zeggen: ‘De tevredenheid van Fatima behoort tot mijn tevredenheid en de ontevredenheid van Fatima behoort tot mijn ontevredenheid. Dus wie van Fatima; mijn dochter, houdt, die houdt van mij en wie Fatima tevreden maakt, die heeft mij tevreden gemaakt en wie Fatima ontevreden maakt, maakt mij ontevreden?'” Zij zeiden: “Ja, dat hebben wij gehoord van de Profeet (s).” Zij zei: “Ik zweer op Allah en Zijn engelen dat jullie mij ontevreden hebben gemaakt en mij niet tevreden hebben gemaakt. En wanneer ik de Profeet (s) tegenkom zal ik bij hem klagen over jullie twee.” Abu Bakr zei: “Ik zoek mijn toevlucht bij Allah tegen zijn ontevredenheid en jouw ontevredenheid, O Fatima.” Vervolgens barstte Abu Bakr uit in tranen totdat hij op het punt stond om dood te gaan. Fatima zei: “Wallah, ik zal Allah tegen jou aanroepen in ieder gebed dat ik verricht!”
Vervolgens ging hij huilend naar buiten en de mensen verzamelden zich bij hem. Hij zei tegen hen: “Iedere man van jullie slaapt terwijl hij zijn dochter heeft omhelsd en gelukkig is met zijn vrouw, maar mij hebben jullie verlaten. Ik heb geen behoefte aan jullie eed, verwijder jullie eed van mij.” Zij zeiden: “O opvolger van de Profeet (s), dan zal deze religie niet blijven voortbestaan. En jij weet dat het beste van ons, dat indien dit niet zo blijft, er geen religie van Allah zal overblijven.” Hij zei: “Als dat niet het geval was en ik niet bang was voor de losheid van dit touw, dan zou ik geen enkele nacht hebben geslapen terwijl er een eed van een moslim op mijn nek zit, na wat ik gehoord en gezien heb van Fatima.” Ali had zijn eed niet afgelegd, pas totdat Fatima stierf. En zij leefde slechts 75 dagen na haar vader.
Bron: Al-Imama wa al-Siyasa, Blz. 20 – 24
Dat Abu Bakr huilde moet overigens niet serieus genomen worden. Een hypocriet kan namelijk huilen wanneer hij wil en hoe hij wil. We lezen in de soennitische bronnen:
Muttaqi al-Hindi:
المنافق يملك عينيه يبكي كما يشاء
فر عن علي
Van Ali, die zei: “De hypocriet beheerst zijn ogen. Hij huilt hoe hij wil.”
Bron: Kanz al-`Ummal, # 854
Al-Manawi:
(بكاء المؤمن) ناشئ (من قلبه) أي من حزن قلبه (وبكاء المنافق من هامته) أي رأسه يرسله منها متى شاء فهو يملك إرساله دفعة
Het gehuil van een gelovige komt uit zijn hart, wegens verdriet in zijn hart. En het gehuil van een hypocriet komt uit zijn hoofd. Hij laat (de tranen) lopen wanneer hij wil. Hij bezit (de macht) om ze uit te barsten.
Bron: Faydh ul-Qadier, # 3156
Laten we het nu dan afsluiten met een belangrijke overlevering uit Sahih al-Bukhari, die ons iets heel opmerkelijks zal vertellen over wat er plaatsvond na de dood van Fatima (a). Alleen het relevante deel is vertaald.
Al-Bukhari:
Van `Orwa, van Aisha, die zei: … Fatima leefde nog 6 maanden na de Profeet (s). Toen zij stierf, heeft haar man Ali haar begraven in de avond, zonder Abu Bakr te informeren, en hij (Ali) verrichte het begrafenisgebed zelf. Toen Fatima (a) nog leefde, had Ali een speciale status bij de mensen. Maar nadat zij stierf, merkte Ali afkeur in de gezichten van de mensen. Dus Ali zocht een verzoening met Abu Bakr en om zijn eed aan hem af te leggen. Ali had zijn eed namelijk nog niet afgelegd in deze maanden. Ali stuurde iemand naar Abu Bakr met de boodschap: “Kom naar ons, maar laat niemand met jou meekomen”, omdat Ali hekel had aan de aanwezigheid van Omar. Dus Omar zei (tegen Abu Bakr): “Nee, wallah! Jij zal niet alleen naar binnengaan bij hen!” Abu Bakr zei: “Wat zouden ze mij aandoen? Wallah, ik zal naar hen toegaan.” …
Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 1029 – 1030, # 4239
Deze overlevering vertelt ons dat Imam Ali (a) na de dood van Fatima (a) een verzoening wilde met Abu Bakr. Maar bij deze verzoening wilde Imam Ali (a) Omar er niet bij hebben. Waarom niet? Wat dan nog opmerkelijker is, is dat Omar in paniek raakt en Abu Bakr verbiedt om alleen te gaan naar Imam Ali (a). Dit toont aan dat er tussen Imam Ali (a) en Omar een spanning was die voor haat zorgde bij Imam Ali (a) en voor angst zorgde bij Omar. Waar was deze intense spanning op gebaseerd dan? Het kan enkel te maken hebben met dat Omar, Fatima (a) fataal had verwond. Ali heeft toch niet zomaar een hekel aan Omar, en Omar heeft toch niet zomaar angst voor Ali (a)?
Een korte opheldering.
Wat binnen het sjiisme en het soennisme niet in lijn is met elkaar, is de tijd wanneer Imam Ali (a) zijn eed aflegde aan Abu Bakr. Binnen het sjiisme legde Imam Ali (a) zijn eed direct na de aanval gedwongen af. Binnen het soennisme gebeurde dit pas na de dood van Fatima (a), waarna Imam Ali (a) vervolgens om een verzoening riep en zijn eed aflegde. Hoe dan ook is dit voor ons geen probleem. Wat wij namelijk willen aantonen is wat er allemaal gaande was na de dood van de Profeet (s). We vinden het allemaal best dat Imam Ali (a) volgens het soennisme zijn eed pas na 6 maanden aflegde. Waar het om gaat is dat hij zijn eed in ieder geval niet uit liefde en volledige erkenning gaf. Als Imam Ali (a) zijn eed pas aflegt na 6 maanden, nadat zijn huis is aangevallen, nadat hij opmerkte dat de mensen zich van hem gingen vervreemden, hoe kan dit eed van Imam Ali (a) dan nog gebaseerd zijn op vrije wil? En hoe duivels is het voor Abu Bakr om zo aan de macht te komen? Tot slot willen wij nogmaals benadrukken hoe de aanval van Omar zeer roekeloos en gevaarlijk was en hoe Fatima (a) wel heel kort na de dood van de Profeet (s) kwam te overlijden.
Soennitische geleerden bevestigen de miskraam.
Zoals je in de sjiitische bronnen kan lezen, leed Fatima (a) een miskraam door deze aanval op haar huis. Deze miskraam is ook bevestigd door soennitische biografen. Uiteraard is de oorzaak van deze miskraam niet vermeld.
Jamal ul-Dien al-Maqdisi:
Mohsin. Er is gezegd dat hij een miskraam was. Er is ook gezegd dat hij stierf als een klein kind. Maar het correcte standpunt is dat Fatima een miskraam had.
Bron: Al-Shajarat ul-Nabawiyya, Blz. 120


Ibn Hazm:
En de laatste van hen allemaal was Al-Mohsin. Er was niemand na hem. Hij stierf zeer jong, direct na zijn geboorte.
Bron: Jumharat Ansab al-`Arab, Blz. 38


Jamal ul-Dien al-Mizzi:
En hij (i.e. Ali) had 21 zonen: Al-Hasan, Al-Husain, Mohammad Al-Akbar, bekend als Ibn al-Hanafiyya, Omar al-Atraf, Al-`Abbas al-Akbar, Abu al-Fadhl; die vermoord werd in Taff (i.e. Karbala). En hij werd ‘de drager van water’ en Abu Qirba genoemd. Zij hadden nakomelingen. En degene die geen nakomelingen had, was Mohsin. Hij was een miskraam.
Bron: Tahdhib ul-Kamal fi Asma’ il-Rijal, Vol. 21, Blz. 479


Al-Safadi:
Sheikh Shams ul-Dien had een boek dat hij Fat’h ul-Matalib fi Fadhl Ali bin Abi Talib noemde. Ik heb het vanaf het begin tot het eind gelezen. Daarin vermelde hij dat Ali 39 kinderen had. Wat betreft de jongens, dat waren Al-Hasan, Al-Husain, Mohammad, Omar al-Akbar en Al-`Abbas al-Akbar. Deze vijf hadden nakomelingen. En Al-Mohsin was een miskraam.
Bron: Al-Wafi bil Wafayat, Vol. 21, Blz. 185


Al-Safouri:
De vijf kinderen van Fatima waren Al-Hasan, Al-Husain en Al-Mohsin, die een miskraam was, en Zaynab al-Kubra en Zaynab al-Sughra, die Umm Kulthoum werd genoemd.
Bron: Nuzhat al-Majalis, Vol. 2, Blz. 238


Sheikh Mohammad al-Suban:
Wat betreft Mohsin, hij was een miskraam.
Bron: Is`aaf ul-Raghibien, Blz. 34


Sheikh Hasan al-Hamzawi:
Wat betreft Mohsin, hij was een miskraam.
Bron: Mashariq ul-Anwar, Blz. 79


Mohammad bin Ahmad al-Fasi:
En degenen die geen nakomelingen hadden, waren Mohsin. Hij was een miskraam.
Bron: Al-`Iqd ul-Thamien, Vol. 2, Blz. 203


Omar en zijn gedrag jegens vrouwen.
Wat rondgaat onder vele soennieten, is dat Omar zeer veel gaf om vrouwen, waardoor Omar absoluut niet in staat was om Fatima (a) pijn te doen. Dit is incorrect. Omar had juist een zeer agressieve houding jegens vrouwen. Hij sloeg vrouwen, schold hen uit en gebruikte hen als lustobjecten. Daarnaast is het ook bekend van Omar dat hij vóór zijn ‘bekering’ naar de Islam, zijn eigen dochters levend begroef. Deze zaken zullen in enkele artikelen te lezen zijn op de pagina ‘metgezellen’.
Omar had absoluut geen genade of medeleven in zijn hart, ook niet voor vrouwen en kinderen. Omar past dus perfect in het profiel van iemand die een zwangere vrouw vermoordt.
En als dit het algemene gedrag is van Omar jegens vrouwen en kinderen, dan is het begrijpelijk dat hij tot moord overgaat wanneer mensen zijn machtspositie niet willen erkennen. We herhalen nogmaals zijn uitspraak:
فقال عمر : لا والله لا يخالفنا أحد إلا قتلناه
Omar zei: “Wallah! Niemand zal ons tegenstaan, behalve dat we diegene vermoorden!“
Bron: Fat’h ul-Bari
De woorden van Abu Bakr op zijn sterfbed.
Twee jaar regeerde Abu Bakr, waarna hij vervolgens op zijn sterfbed kwam te liggen. Op zijn sterfbed vertelt hij waar hij allemaal spijt van heeft. Eens lezen wat hij te zeggen heeft.
Diya’ ul-Dien al-Maqdisi:
Van Abd al-Rahman bin `Awf, die zei: Ik kwam binnen bij Abu Bakr om hem vaarwel te wensen tijdens zijn ziekte waar hij aan stierf. Ik begroette hem en vroeg hem: “Hoe gaat het?” Hij ging rechtop zitten. Ik zei: “Je bent, met dank aan Allah, in een goede staat wakker geworden.” Abu Bakr zei: “Zie je niet dat ik lijd en dat jullie mij druk houden terwijl ik ziek ben? Ik heb een belofte voor jullie na mij en ik heb de beste van jullie voor jullie gekozen. Ieder van jullie was daar niet blij mee, hopend dat het leiderschap voor hem zou zijn. Ik zie dat het materiële leven eraan komt. En als het eraan komt, zullen jullie, jullie huizen bedekken met zijde en zijden kussens hebben. Jullie zullen klagen over het slapen op bedden van wol, alsof jullie op stekelplanten slapen. En wallah, als iemand van jullie naar voren zou worden gebracht om onthoofd te worden, zonder berecht te zijn, zou dat beter zijn voor diegene dan dat hij zou lopen in het midden van de materiële wereld.”
Vervolgens zei hij: “Waarlijk, ik heb nergens spijt van, behalve van drie dingen die ik heb gedaan, waarvan ik wens dat ik ze niet had gedaan, en drie dingen die ik niet heb gedaan, waarvan ik wens dat ik ze wel had gedaan, en drie dingen waarvan ik wens dat ik de Profeet (s) daarover had gevraagd. Wat betreft de drie dingen waarvan ik wens dat ik ze niet gedaan had: ik wenste dat ik het huis van Fatima niet had opengebroken en dat ik het had gelaten, ook al hadden ze het gesloten voor een oorlog. En ik wenste dat ik op de dag van Saqiefa Bani Sa`ida het leiderschap in de nek van één van de twee mannen had gelegd; Abu `Obayda of Omar, zodat één van hen de leider van de gelovigen zou zijn, en ik een minister. En ik wenste dat toen ik Khalid bin al-Walid naar de afvalligen had gestuurd, dat ik in Dhil Qissa woonde. Als de moslims zouden winnen, dan hadden ze gewonnen. Zo niet, dan was ik een helper en een steun.”
Vervolgens zei hij: “Wat betreft de drie dingen waarvan ik wens dat ik ze gedaan had; ik wenste dat ik op de dag dat Ash`ath als een gevangene naar mij gebracht werd, hem onthoofd zou hebben. Ik denk namelijk dat er niks slechts zal zijn, behalve dat hij er naartoe gaat. En ik wenste dat ik op de dag dat Al-Fuja’a al-Salami naar mij gebracht werd, hem niet zou hebben verbrand, maar hem juist direct zou hebben vermoord, of hem vrij zou hebben gelaten. En ik wenste dat ik op de dag toen ik Khalid bin al-Walid naar Syrië stuurde, Omar naar Irak had gestuurd. Op deze manier zou ik mijn beide handen, mijn rechter en mijn linker, hebben uitgestrekt omwille van Allah.
Deze overlevering van Abu Bakr is hasan (goed).
Bron: Al-Ahadith al-Mukhtara, Vol. 1, Blz. 88 – 91, # 12





Al-Suyuti:
[Zelfde overlevering als hierboven].
Deze overlevering is overgeleverd door Abu `Obayd in Kitab al-Amwal, Khuthayma bin Sulayman al-Atrabilsi in Fada’il us-Sahaba, Al-Tabarani in zijn Mu`jam, Ibn `Asakir in zijn Tarikh, en Sa`id bin Mansour in zijn Sunan, en hij zei: “Deze overlevering is hasan (goed).”
Bron: Jami` ul-Ahadith, Vol. 13, Blz. 100 – 101, # 352
Al-Muttaqi al-Hindi:
[Zelfde overlevering als hierboven].
Deze overlevering is overgeleverd door Abu `Obayd in Kitab al-Amwal, Khuthayma bin Sulayman al-Atrabilsi in Fada’il us-Sahaba, Al-Tabarani in zijn Mu`jam, Ibn `Asakir in zijn Tarikh, en Sa`id bin Mansour in zijn Sunan, en hij zei: “Deze overlevering is hasan (goed).”
Bron: Kanz ul-`Ummal, Vol. 5, Blz. 231 – 233, # 14113



Al-Dhahabi:
[Zelfde overlevering als hierboven].
Ibn Wahab heeft het zo en ook groter overgeleverd van Al-Layth bin Sa`d, van Salih bin Kaysan. Ibn `A’idh heeft dat ook op die manier overgeleverd.
Bron: Tarikh al-Islam, Vol. 3, Blz. 117 – 118



Al-Baladhuri:
Van Al-Zuhri, dat Abd al-Rahman bin `Awf zei: Ik kwam binnen bij Abu Bakr tijdens zijn ziekte, en hij zei: “Een andere ziekte is aan mijn ziekte toegevoegd. O Muhajirien! Ik heb de beste van jullie over jullie aangewezen, en ieder van jullie was daar niet blij mee, hopend dat het leiderschap voor hem zou zijn. De Profeet (s) wilde dit leven niet, noch wilde zij hem. En dit leven komt jullie tegemoet. En wanneer ze komt – en het is alsof zij al naar jullie is gekomen – zullen jullie zijden kussens en zijden gordijnen hebben, tot het punt dat iemand van jullie zal klagen wegens het slapen op wol, net zoals hij klaagt over het slapen op stekelplanten. Jullie zijn de eersten van de mensen die zullen dwalen, nadat jullie hun gidsen waren.”
Vervolgens zei hij: “Ik wenste dat ik het huis van Fatima niet had doorzocht, ook al zou Ali een oorlog aan mij hebben verklaard. En ik wenste dat ik Al-Fuja’a niet had verbrand, maar hem gewoon direct gedood had, of dat ik hem vrijuit had laten gaan. En ik wenste dat ik Al-Ash`ath had vermoord toen hij naar mij gebracht werd. Ik denk namelijk dat hij niets slechts ziet, behalve dat hij het volgt. En ik wenste dat ik op de dag van Saqiefa, de hand van één van de twee mannen had gepakt en hem mijn eed had gegeven. Dan zou ik de minister zijn geweest en niet de leider.”
Bron: Ansab ul-Ashraf, Vol. 10, Blz. 346 – 347


Grappig overigens hoe Abu Bakr op zijn sterfbed zegt dat hij liever een minister was geweest en niet een leider. Op de dag van Saqiefa was hij heel anders ingesteld. Toen zei hij tegen de Ansar: “Wij zijn de leiders en jullie zijn de ministers!” Opmerkelijk hoeveel moeite hij genomen heeft om een leider te worden, om uiteindelijk te zeggen dat hij toch liever een minister had willen zijn.
Abu Bakr heeft duidelijk spijt van zijn misdaden. Maar aangezien hij al op zijn sterfbed ligt, wordt zijn berouw niet geaccepteerd.
وَلَيْسَتِ التَّوْبَةُ لِلَّذِينَ يَعْمَلُونَ السَّيِّئَاتِ حَتَّىٰ إِذَا حَضَرَ أَحَدَهُمُ الْمَوْتُ قَالَ إِنِّي تُبْتُ الْآنَ وَلَا الَّذِينَ يَمُوتُونَ وَهُمْ كُفَّارٌ ۚ أُولَٰئِكَ أَعْتَدْنَا لَهُمْ عَذَابًا أَلِيمًا
Er is geen (aanvaarding van) berouw voor degene die kwaad doet en vervolgens totdat de dood hem nadert, pas zegt: ‘Ik heb berouw’, noch voor degenen die als ongelovigen sterven. Dezen zijn het voor wie Wij een pijnlijke straf hebben bereid. [4:18]
Abu Bakr wenst nooit te hebben bestaan.
Als je kijkt naar wat Abu Bakr allemaal heeft aangericht, is het vrijwel logisch dat hij liever wenst om niet bestaan te hebben. Hij weet namelijk wat hem te wachten staat in het hiernamaals.
Ahmad bin Hanbal:
Van Al-Hasan, die zei: Abu Bakr zei: “Ik wenste dat ik deze boom was, die gegeten en verwerkt wordt.”
Van Qutada, die zei: Ik heb vernomen dat Abu Bakr zei: “Ik wenste dat ik gras was, dat gegeten wordt door beesten.”
Bron: Al-Zuhd, Blz. 139

Ibn Abi Shayba:
Van Al-Dhahak, die zei: Abu Bakr zag een vogel op een boom zitten, dus zei hij: “Gefeliciteerd, O vogel! Wallah, ik wenste dat ik zoals jou was. Jij zit op een boom, je eet van de vruchten en vervolgens vlieg je weg zonder dat er een verrekening of een bestraffing is voor jou. Wallah, ik wenste dat ik een boom was langs de weg, zodat een kameel langs mij zou komen, mij eet en vervolgens in zijn mond stopt en mij kauwt. Vervolgens slikt hij mij door en werpt hij mij eruit als poep, zodat ik geen mens zou zijn geweest.”
Bron: Al-Musannaf, Vol. 12, Blz. 184, # 35435
Ibn Abi Dunya:
Van Omar bin Abdallah, de dienaar van Ghufra, die zei: Abu Bakr zag een vogel landen op een boom, dus zei hij: “O vogel! Wat een geluk heb je. Er is geen aansprakelijkheid voor jou, noch bestraffing. Was ik maar zoals jou.”
Bron: Kitab ul-Mutaminnien, Blz. 38, # 41
Van Ma`adh, die zei: Abu Bakr kwam een huis binnen en zag een duif onder een boom. Hij zuchtte diep en zei vervolgens: “Gefeliciteerd, O vogel. Je eet van de zaden en schuilt onder de schaduw van de boom. Er is geen aansprakelijkheid voor jou. Ik wenste dat Abu Bakr zoals jou was.”
Bron: Kitab ul-Mutaminnien, Blz. 71, # 116
Slotwoord.
En dit is hoe het leiderschap van Abu Bakr tot stand kwam, ten koste van de dochter van de Profeet (s). Daar waar Imam Ali (a) simpelweg de woorden van de Profeet (s) als argument voor zijn leiderschap had, had Abu Bakr agressie, zwaarden en brandhout als zijn argumenten. De onderdrukking van Fatima (a) bleef niet hierbij. Zelfs na deze aanval op haar huis schaamde Abu Bakr zich niet om haar nogmaals onrecht aan te doen. In het volgende artikel zal dit besproken worden.