Wat bekend is onder de meeste moslims, is dat de Profeet (s) begroet en gezegend moet worden wanneer je zijn naam noemt. Helaas is dit niet compleet, aangezien het ook verplicht is om de familie van de Profeet (s) te begroeten en te zegenen. In dit artikel zullen we dat bespreken.
Zend zegeningen op Mohammad (s) en zijn Familie (as).
In de Koran staat het volgende vers:
إِنَّ اللَّهَ وَمَلَائِكَتَهُ يُصَلُّونَ عَلَى النَّبِيِّ ۚ يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا صَلُّوا عَلَيْهِ وَسَلِّمُوا تَسْلِيمًا
Allah en Zijn engelen zenden zegeningen op de Profeet. O jullie die geloven, zend zegeningen op hem en wens hem met alle eerbied vrede toe. [33:56]
Toen dit vers geopenbaard werd, wisten de metgezellen niet hoe zij hun zegeningen moesten zenden op de Profeet (s). Ze gingen naar hem toe om hem hierover te vragen.
Al-Bukhari:
Van Al-Hakam, die zei: Ik hoorde Abd al-Rahman bin Abi Laila zeggen: Ka`b bin `Ujra kwam mij tegen en zei: Zal ik jou een cadeau geven? Een keer kwam de Profeet (s) naar ons en wij zeiden: “O Profeet, we weten hoe wij u moeten begroeten, maar hoe moeten wij u zegenen?” Hij (s) zei: “Zeg: O Allah, zend Uw vrede op Mohammad en de Familie van Mohammad, zoals U vrede op de Familie van Ibrahim zond, voorwaar U bent de meest Prijzenswaardige, de meest Glorieuze. O Allah, zegen Mohammad en de Familie van Mohammad, zoals U de Familie van Ibrahim zegende, voorwaar U bent de meest Prijzenswaardige, de meest Glorieuze.”
Transliteratie: Allahumma salli `ala Mohammadin wa aale Mohammad, kama sallayta `ala aale Ibrahim, innaka Hamiedun Majied. Allahumma barik `ala Mohammadin wa aale Mohammad, kama barakta `ala aale Ibrahim, innaka Hamiedun Majied.
Bron: Sahih al-Bukhari, Blz. 1584, # 6357


Muslim bin al-Hajjaj:
Van Abi Mas`oud al-Ansari, die zei: De Profeet (s) kwam naar ons toe, terwijl wij in gezelschap waren van Sa`d bin `Obada. Bashir bin Sa`d zei tegen hem (s): “Allah heeft ons bevolen om u te zegenen, O boodschapper van Allah. Dus hoe moeten wij u zegenen?” De Profeet (s) bleef stil, tot het punt dat we wensten dat hij hem niets had gevraagd. De Profeet (s) zei vervolgens: “Zeg: O Allah, zend Uw vrede op Mohammad en de Familie van Mohammad, zoals U vrede op de Familie van Ibrahim zond. En zegen Mohammad en de Familie van Mohammad, zoals U de Familie van Ibrahim zegende, in de werelden, voorwaar U bent de meest Prijzenswaardige, de meest Glorieuze.”
Transliteratie: Allahumma salli `ala Mohammadin wa aale Mohammad, kama sallayta `ala aale Ibrahim, wa barik `ala Mohammadin wa aale Mohammad, kama barakta `ala aale Ibrahim fil `Aalamien, innaka Hamiedun Majied.”
Bron: Sahih Muslim, Vol. 1, Blz. 191, # 405


Maar wie wordt hier eigenlijk precies bedoeld met de ‘Familie’ van Mohammad (s)?
Ahmad bin Hanbal:
Van Umm Salama, dat de Profeet (s) tegen Fatima zei: “Breng mij jouw echtgenoot en jouw twee zonen.” Vervolgens kwam zij met hen en de Profeet (s) gooide een mantel van Fadak over hen heen. Vervolgens plaatste hij (s) zijn hand erop en zei: “O Allah, dit is de Familie van Mohammad, dus breng Uw vrede en zegeningen op Mohammad en de Familie van Mohammad. U bent de meest Prijzenswaardige, de meest Glorieuze.” Vervolgens tilde ik de mantel omhoog om naar binnen te gaan, maar de Profeet (s) trok het weg uit mijn handen en zei: “Jij bevindt je op het goede.”
Wasiullah bin Mohammad `Abbas: “Het is in Musnad, en de overleveringsketen is hasan (goed) wegens ondersteunend bewijs.”
Bron: Fada’il ul-Sahaba, Vol. 2, Blz. 745 – 746, # 1029


We gaan verder met enkele andere overleveringen.
Al-Nasa’i:
Van Musa bin Talha, die zei: Ik vroeg Zaid bin Kharija, die zei: Ik vroeg de Profeet (s) en hij zei: “Zend zegeningen op mij en doe je best in het verrichten van smeekbeden en zeg: O Allah, zend zegeningen op Mohammad en de Familie van Mohammad.”
Transliteratie: Alahumma salli `ala Mohammadin wa `ala aale Mohammad.
Al-Albaani: “Het is sahih (authentiek).”
Bron: Sahih Sunan al-Nasa’i, Vol. 1, Blz. 413 – 414, # 1291



Al-Haythami:
Van Ali bin Abi Talib, die zei: “Iedere smeekbede (aan Allah) wordt geweigerd, totdat er zegeningen gezonden worden op Mohammad en de Familie van Mohammad (s).”
Overgeleverd door Al-Tabarani in Al-Awsat, en de overleveraars zijn betrouwbaar, en het is eerder genoemd in het begin van het hoofdstuk vóór deze overlevering van Ibn Mas`oud, en het is een jayyid (goede) overlevering, en de overlevering van Jabir en van Fudhala bin `Ubaid.
Bron: Majma`, Vol. 10, Blz. 180, # 17278


Vrede zij met de Familie van Yasin.
Er is nog een ander vers in de Koran, waarin de Familie van de Profeet (s) begroet wordt.
سَلَامٌ عَلَىٰ آلْ يَاسِينَ
Vrede zij met de Familie van Yasin. [37:130]
Al-Qurtubi:
وروي عن ٱبن عباس وٱبن مسعود وغيرهما أن معناه يا إنسان، وقالوا في قوله تعالى
{ سَلاَمٌ عَلَىٰ إِلْ يَاسِينَ }
أي على آل محمد.
En het is overgeleverd van Ibn `Abbas, Ibn Mas`oud en anderen, dat zij over de uitspraak van Allah: {Vrede zij met de Familie van Yasin}, zeiden: “Dat is de Familie van Mohammad (s).”
Bron: Al-Jami`u li Akham Al-Qur’an
Al-Tabari:
وقرأ ذلك عامة قرّاء الـمدينة: «سَلاَمٌ عَلـى آلِ ياسِينَ» بقطع آل من ياسين، فكان بعضهم يتأوّل ذلك بـمعنى: سلام علـى آل مـحمد
En dit is hoe de meerderheid van de reciteurs van Medina het reciteerden: “Vrede zij met de Familie van Yasin”. En sommigen van hen interpreteerden dat als: “Vrede zij met de Familie van Mohammad.”
Bron: Jami` ul-Bayan
Ibn Kathir:
وقرأ آخرون: (سلام على آل ياسين) يعني: آل محمد صلى الله عليه وسلم
En anderen reciteerden het op deze manier: “Vrede zij met de Familie van Yasin.” Betekent: De Familie van Mohammad (s).
Bron: Tafsir al-Qur’an al-`Adhiem


De innovatie van de soennieten.
Wat overigens zeer interessant is om te weten, is dat de soennieten smeekbedes verrichten voor de metgezellen. Wanneer de soennieten het hebben over de metgezellen, vragen zij Allah altijd om tevreden te zijn met de metgezellen. Dit is iets wat geen basis heeft in de gehele islamitische literatuur. Eén van de soennitische geleerden zegt het volgende:
Salih bin Abd al-`Aziz aal al-Sheikh:
Het bidden om de tevredenheid van Allah voor de metgezellen was niet aanwezig in de tijd van de Profeet (s), noch in de tijd van Abu Bakr, noch Omar, noch Othman. Zelfs ook niet in de tijd van de imams van de volgende generaties. Pas daarna voerden zij deze praktijk in; deze slogan. Want het werd een slogan voor de soennieten tegen de anderen, zoals de sjiieten, de khawarij, de nawasib en soortgelijke groepen.
Bron: Al-La’aali al-Bahiya, Vol.2 , Blz. 410



